blonden valschen haartooi te steken, met groote schitterende naalden, die het brooze kapsel tegen wegwaaien moesten behoeden.
De maat was vol, liep over. De geheele D. sche dameswereld kwam in opschudding: als het zoo met de generaalsvrouw ging, hoe zou het dan de vrouwen der kapiteins en luitenants vergaan? Gerdes' ziekte bleek geen tijdelijke zonsverduistering, het was een stikdonkere nacht. Zij had haar zaak aan geen onbekwamer handen kunnen toevertrouwen, men deed beter in groot gezelschap naar de residentie te gaan en zich daar van zomerhoeden te voorzien. Het voorjaar liep ten einde; waarlijk, men had lang geduld geoefend maar dit werd te erg. Al het medelijden met ‘het arme Gerdesje’ werd op zij gezet, verstikt onder een egoïstisch verlangen naar schooner hoofdbedekking dan D. vermocht te leveren.
Toen vond Gerdes er iets op uit. Zij ontwaakte uit hare apathie, overwon hare zwakheid en liet zich, tegen den raad van haar medicus, naar een kleine kamer achter den winkel overbrengen; daar lag zij op een rustbank en konden de plaatsvervangsters haar raadplegen in zeer dringende gevallen.
De meeste klanten namen hiermede genoegen. Het werd een heen en weer geloop tusschen winkel en ‘boudoir,’ een vragen, schikken en plooien zonder eind. Mimi hield het een dag uit en besloot het ook een volgenden te wagen.
De generaalsvrouw zelve betrad dien morgen den winkel, vergezeld van hare beide volwassen dochters, even bedeesd als mama onbescheiden was. ‘De zwarte schuit’ was te voren binnen gelaveerd. Met een pijnlijk glimlachje had Mimi den hoed, die zooveel storm had doorstaan, bekeken en tot ontzetting der plaatsvervangsters verklaard dat het een monster was, geschikt voor een dame van zestig, maar als men nu veertig wou schijnen.... Mimi was niet alleen artiste, zij was een geboren diplomaat. Vermoeid luisterde zij nu naar de woordenwisseling in den winkel, naar aanleiding van ‘de zwarte schuit.’ De juffrouwen deden haar best het mevrouw Herald naar den zin te maken, maar de vertoornde dame bleek veeleischend en kribbig. Wanhopig stoof de eerste plaatsvervangster bij Gerdes binnen; zij toonde haar drie hoeden, alle afgekeurd.... De étalage in den winkel had ook geen genade gevonden in de oogen der generaalsvrouw: ‘Er was eenvoudig niets bij.’
Mimi wees zwijgend naar een doos in haar vertrek.
‘Laat dien hoed mevrouw eens zien en stel haar voor: zoo iets in 't lila,’ sprak zij toen lusteloos. Zij voelde zich doodelijk mat.
De juffrouw af.
‘Maar die hoed staat me nog zoo kwaad niet,’ zei de krijschende stem der generaalsvrouw, ‘en die tint, die kleur, nu waarom zou mij die niet passen, waarom juist lila in plaats van dezen perzikbloesem?’
‘Pardon, mevrouw, ik dacht.... ik meende voor U....’ stamelde de juffrouw onhandig.
‘Nu wat, voor U? Wat wil U zeggen?’
‘Met 't oog op uw leeftijd, mevrouw....’ stotterde de plaatsvervangster.
Mevrouw Herald van Langen tot Kijfhoek werd plotseling hoogrood, ja, ietwat paarsch in het gezicht. Zij zette den ongelukshoed haastig af. ‘Wat een impertinentie!’ fluisterde zij hare dochters toe, die als zoutpilaren het tooneel bij woonden. ‘Och, juffrouw, doe maar geen verdere moeite, ik zal me wel elders voorzien,’ sprak zij uit de hoogte.
De ongelukkige juffrouw waagde een laatste poging.
‘O, mevrouw, laat ik toch nog eens zien of ik niets anders voor u heb.... u wil toch nog wel een oogenblikje.... ik....’ Zij dacht: Mevrouw Herald weg, dat beteekent afval van het garnizoen, wat een ramp! Meteen verdween zij weder in het vertrekje, waar de jonge kraamvrouw, in zwaarmoedig gepeins verdiept, alle hoeden der wereld had vergeten.
‘Wat, u gaat naar juffrouw Gerdes! Maar dan kan ik ook wel even met haar praten, een oogenblik maar’ drong mevrouw Herald in de open deur.
Verlegen trad de toegesprokene ter zijde.
‘O, mevrouw, mevrouw Herald, de dokter heeft streng verboden....’ riepen de winkeldames in koor, maar mevrouw Herald wist hoe zulk volkje te ‘intimideeren’, met een, ‘Komt ook even hier, kinderen,’ wenkte zij hare dochters, betrad het verboden terrein en sloot de deur energiek voor de verblufte modistes.
‘Lieve juffrouw Gerdes, een oogenblikje maar zal ik U ophouden, U is veel beter, nietwaar? Het zal U niet schaden; het is maar, U ben ik zoo gewend, ik kan met die andere dames niet klaar komen; neem mij niet kwalijk, U ziet wat bleek, een beetje interessant, is het niet? Maar een minuutje dat zal geen kwaad doen....’ rammelde de bezoekster.