Louterings-Vuur.
Ter wille van 't verkleumde kindje,
Dat zij in de armen droeg,
Gaf hij een goudstuk aan de moeder,
Die om een aalmoes vroeg.
Maar, door haar hand viel 't op de steenen,
Vlak voor zijn voeten neer;
Hij raapte 't op.... keek om zich henen,
Maar.... zag de vrouw niet meer.
Zij was een geest, de bleeke moeder,
En dit haar straf, - omdat
Aan drank verslaafd, zij eens op aarde,
Haar kind verwaarloosd had.
En, midden in de koude wereld,
Waar niemand zag haar nood,
Waar ieder doof was voor haar smeeken,
Vroeg zij voor 't kindje brood.
Dit was haar loutrings-vuur op aarde,
Een mensch zich harer zou ontfermen,
Dán eind'lijk was zij vrij.
Veel jaren was de blinde wereld
Tot deez, Samaritaan der zielen
De ziener zag met geest'lijke oogen,
Geopend haar met liefde-handen
J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE.
Vrij naar 't Engelsch van Gerald Massey.