alleen met biecht: wat een wanbegrip omtrent deze plechtige gedachtenisviering! - Daarna volgde een dame in licht grijs avondtoilet, blootshoofds, toen een arbeider met een jongetje aan de hand, nog twee jonge meisjes in lichte toiletjes, een boerenvrouw en daarmede was de Bediening geëindigd; een gevoel van tegenzin welde in mij op over deze vreemde ceremonie, waaraan sommigen het begrip van ‘feestelijkheid’ hadden vastgeknoopt door in avondtoilet te verschijnen! -
Nadat de bisschop de gemeente nogmaals gezegend had met wuiven der kandelaren, nam hij een gouden kruis ter hand, bleef daarmede vóór de deuren van het altaar staan, en zoo defileerden velen langs hem heen om het kruis te kussen en daarmede was deze dienst geëindigd.
De avonddienst Donderdag droeg een veel stiller karakter; de priesters droegen allen een zwart fluweel kleed met zilveren kruisen bezaaid en het hoofddeel der plechtigheid, telkens afgewisseld door koorgezang, bestond in het successievelijk voorlezen der twaalf Evangeliën. Eigenaardig was, dat alle gemeenteleden een kaars in de hand hadden, die bij het begin van elk Evangelie ontstoken, bij het einde telkens weer uitgeblazen en later brandend mede naar huis genomen werd. Opmerkelijk is ook, dat de toornklok telkens door haar aantal slagen aangeeft, hoeveel Evangeliën afgelezen zijn.
Op Goeden Vrijdag werd 's middags om twee uur een formeele lijkdienst gehouden, ter herdenking van den dood van Christus; midden in de kerk werd een vergulden, met lofwerk versierde sarcophaag geplaatst, om het altaar stonden groote, met rouwfloers omkleede kandelaren en de priesters droegen allen, evenals den vorigen avond, een zwart fluweel met zilver versierd gewaad. Alle kronen en luchters waren verlicht en ook de gemeenteleden stonden weer allen met een kaars in de hand, die bij een zeker gedeelte der plechtigheid werden aangestoken. Het koor hief, behalve het steeds en steeds weder herhaalde: ‘Heer, erbarm U onzer!’ ook treurzangen aan, velen mezza-voce gezongen, waarbij vooral de jongensstemmen zulk een roerenden indruk maakten, dat de tranen ongemerkt in de oogen welden...
Dienzelfden nacht had de herdenking van de begrafenis van Christus plaats, waartoe het gelui der klokken om drie uur de vromen opriep; terwijl de Zaterdagmiddagdienst aan de vergoten tranen gewijd was.
Maar Zaterdagavond had de eigenlijke Paaschviering plaats, die bij het aanbreken van den jongen Paaschmorgen haar culminatiepunt bereiken moest.
Als voor een lentefeest getooid, kwamen velen in feestgewaad, vooral de notabelen der stad, voor wie ditmaal het middengedeelte gereserveerd was: de Gouverneur en zijn gemalin in gala-costuum, tal van dames in lichte zomertoiletten, kleine meisjes in wit en rose, de heeren in groot uniform of rok. Een vreemden indruk maakte het, tal van gendarmes in de kerk te zien om de orde te bewaren en de niet uitverkorenen uit het middengedeelte te verwijderen; dit was trouwens niet de eenige dissonant en bij alle plechtigheid, die ik er mij van voorgesteld had, was deze avonddienst eigenlijk een teleurstelling.
Vanaf 11 uur geopend, vulde het kerkgebouw zich al meer en meer, terwijl onder de hand de ceremoniën een aanvang namen en tegen 12 uur was de volte benauwend en was de geringste armbeweging zelfs bijna onmogelijk.
Even vóór 12 uur werden door allen waskaarsen ontstoken, de klokken begonnen te luiden en de geestelijkheid, met groote kaarsen in de hand, omringd door koorknapen met brandende lantaarns, trok in optocht al zingende de kerk uit, om een ommegang daaromheen te maken: zij gaan den Christus zoeken, dien zij in Zijn graf niet vonden...
In plechtige stilte wordt in de kerk hun terugkomst afgewacht, alleen nu en dan verbroken door het opklimmen der zangen van de omtrekkende priesters, totdat deze de kerk weer binnentreden en door het koor met het jubelend: ‘Christus is opgestaan!’ worden begroet. Ten minste - zoo moet het zijn en ik kan mij voorstellen, dat die oogenblikken indrukwekkend kunnen zijn: tot mijn teleurstelling waren zij het ditmaal niet. De wachtende menigte was onrustig, er werd gebabbeld, gelachen zelfs; het duwen en dringen werd bij de ontzettende hitte, die in de kerk heerschte, bijna ondragelijk en bij het binnentreden van den stoet klonk het koor mat en zwak en miste pathos, zangers en priesters waren blijkbaar afgemat door de vele diensten der vorige dagen; het geheel miste stemming en wijding.
Met veel moeite verliet ik om half twee het kerkgebouw, zonder de zegening der Paaschbrooden, die nog volgen moest, af te wachten, doodmoe, teleurgesteld, mijn eigen plechtige stemming bedorven; wat daar binnen geschied was, kwam mij voor een ijdel vertoon van wereldsche vormelijkheden en menschelijk gedoe.....
Maar daarbuiten, dáár vond ik de stemming van het Paaschfeest weer! onder dien goddelijken sterrenhemel, zoo helder en doorschijnend, de morgenster stralende in flonkerende pracht, het Oosten al teer verlicht door den komenden dag - en op de knieën