Over Toilet en wat ermede in verband staat.
Leelijk-zijn.
Is er niets te doen tegen leelijk zijn? -
Onze hoofdredactrice heeft reeds zoo dikwijls gewezen op de bittere hardheid, die er voor veel vrouwen in ligt: leelijk te zijn. En onlangs trof mij in hare correspondentie met Maria D. ook weer - welk een groote rol toch het uiterlijk voorkomen steeds speelt in de wereld.! Maria D. erkent zoo terecht, dat zij, die niet voordeelig er uitzien op partijtjes en bals, blijven ‘zitten’, worden achteruitgezet, al hebben ze ook nog zoovele beminnelijke eigenschappen. Datzelfde zien we overal in de wereld; 'n mooi gezichtje is een onschatbaar voorrecht, en leelijk-zijn kan heel een meisjes-jeugd, heel een vrouwenleven zelfs, voor altijd verbitteren. - -
Maar, er is iets aan te doen; o ik zeg niet, om van leelijk mooi te worden, maar wel om, zelfs met een heel-misdeeld uiterlijk, een aangenamen indruk te maken. Het middel is zoo eenvoudig, in iedereens bereik, - en het wordt toch zoo weinig in praktijk gebracht.
Mag ik U eens vertellen wat ik bedoel.? - - Onlangs kwam ik een buitengewoon leelijke dame tegen. Zij was niet heel jong meer, tanig, puisterig in haar vlekkerig teint, met sluik en slecht opgemaakt haar, en een harkerig en stokkerig figuur - en, alsof ze alles had willen doen om die leelijkheid nog door gebrek aan smaak te accentueeren, ze was niet alleen onoogelijk gekleed, armoedig en sjofel, dat was nog het ergste niet, maar tegelijkertijd opzichtig door een geheel mislukt pogen om mee te doen met de mode. Zoo had ze van haar klein bont mutsje een groot hedendaagsch model willen fabriceeren, door er een grooten gelen Elzasser-strik op te naaien boven haar óók reeds geel gelaat, zoo was op haar armelijk manteltje een vuile versiering van goedkoop galon aangebracht, waarvan de grondtoon eenmaal wit was geweest; etc., etc. - Behoef ik U nog te zeggen dat die dame op dat oogenblik afstootend werkte op mij, en ik tegelijkertijd dacht: welk een droevig lot zóó misdeeld te zijn! -
Wel, den volgenden dag ontmoette ik haar weer; misschien zou ze mij in de drukte niet opnieuw zijn opgevallen, indien ik dien onmogelijken gelen Elzasser-strik niet reeds uit de verte had herkend. Nu echter was ze vergezeld van een andere, eene reeds oude dame, waarschijnlijk haar moeder. Ze praatte druk met deze, lachte haar vriendelijk toe, en, juist terwijl ik haar zag, werd ze aangesproken door nog een derde dame, met een klein lief kindje aan de hand, dat terstond middelpunt werd van haar aandacht en werd begroet en geliefkoosd. -
Wel, ik was ervan verbaasd welk een geheel anderen, werkelijk, aangenamen indruk deze zoo leelijke, door haar slecht gekozen kleeding zoo dubbel-onaantrekkelijke dame maakte, alléén door de vriendelijke, opgewekte uitdrukking van haar gelaat, terwijl zij zoo vroolijk sprak met haar moeder, terwijl zij zoo oprecht-hartelijk bewonderde dat kleine meisje aan de hand harer vriendin. Men kon het zien aan de warme expressie van de oogen, aan den gullen glimlach om den mond, dat hier geen verborgen nijd school achter schijnbare opgewektheid, nijd om meer bevoorrechten dan zij zelve. - Er was een onmiskenbare glans van innemende, oprechte vroolijkheid in dien lach, in dien blik, - en daardoor kreeg heel het leelijke gelaat iets dat je aantrok, dat je deed vergeten de misdeeldheid ervan, om te herkennen als het ware de goede kern, die zich schuil hield in dat onooglijk omhulsel. -