heel jong meer ook, die, door in Davos blijvend te gaan wonen, haar leven redde, en dat terwijl zij door iedereen werd beschouwd als onherroepelijk verloren; zij leeft nog steeds, en het geval is reeds jaren geleden. - Gij schrijft over Uw ideaal van dat maatschappelijk werk, waaraan gij U later wilt wijden; ik begrijp dat heel goed, maar gij zult daarvoor, juist voor dat werk, dat beweging en spreken meebrengt, een goede gezondheid, goede longen moeten hebben. Het is dus een questie van moeten, nietwaar? Door een instorting hier in Holland brengt gij U-zelve misschien voor goed achteruit. -
Of gij U door zulk schrijven als gij bedoelt, met zulk een achtergrond van er door prediken Uw leer van liefde, zult kunnen onafhankelijk maken, kan ik niet beoordeelen, maar betwijfel ik wel een beetje. - Als gij eens een goed hoofdartikel kunt opstellen over dat onderwerp, zendt het dan eens in voor de Lelie; behalve gedachtenwisselingen wordt alles gehonoreerd Het moet echter niet eerst elders zijn verschenen; om die reden is het onmogelijk Uw gedichtjes te plaatsen, die reeds in dat andere blad zijn opgenomen, want de Lelie wordt te algemeen gelezen om dat te kunnen doen. - Gij ziet wel door dit lange antwoord, dat gij U niet hebt vergist toen gij in Uw brief zeidet: Ik heb nu 't gevoel, dat ik recht heb op U. Zoo is het inderdaad. Hoe meer lust gij gevoelt tot schrijven, hoe liever ik U steeds antwoorden zal. -
Dirk ten Haghe. - Het is al een heele tijd geleden sinds Uw brief kwam; hij is ongedateerd, maar ik weet dat hij reeds vrij lang onder mijn berusting is. - Ja, natuurlijk, levensomstandigheden verschillen altijd, wat ieder onzer aangaat; maar U moet niet vergeten dat ik toch niet kan gerekend worden altijd in den Haag te hebben gewoond en alleen met Haagsche kringen of Haagsche opvattingen te doen te hebben gehad. Mij dunkt, de Dagboekbladen reeds bewijzen U het tegendeel. - Het geheel afzonderlijke geval dat U mij mededeelt, en dat ik natuurlijk buiten bespreking laat om de intieme bijzonderheden, kan niet dienen voor algemeen-bewijs natuurlijk. Men heeft ten allen tijde hier en daar bijzonder-teedere, bijzonder-fijnbesnaarde naturen. - In het algemeen genomen echter ben ik het niet met U eens, dat men, drie à vier weken samen onder hetzelfde dak logeerende, niet zou ontdekken van weerszijden welke gevoelens er zijn. - Dat is juist een schaduwzijde van het ‘uitgaan’ in den zin van groote partijen, waarover Maria D. onlangs met mij correspondeerde, dat het niet leidt tot iets anders dan tot de meest oppervlakkige praatjes en salon-beleefdheden, terwijl van elkaars gebreken en deugden leeren kennen, en dáárdoor liefde opvatten voor elkaar, geen sprake kan zijn in zulke omstandigheden, alleen van die uiterlijke aantrekkingskracht, die is verliefdheid, en doorgaat bij velen, te goeder trouw, voor liefde. - Om die reden vind ik dus het lang bij elkander logeeren nog zoo kwaad niet, en ik geloof ook niet dat het altijd zoo droevig afloopt, indien het meisje meent dat haar ‘hij’ niet van haar houdt, want ik heb b.v. onder mijne Lelie-correspondenten eene nu gelukkig gehuwde vrouw en moeder, die mij, bij de aankondiging van haar engagement, vóór eenige jaren, schreef hoe zij nooit had durven hopen, dat ‘hij’ van haar hield, omdat zij hem
dagelijks ontmoette, en zich geheel en al had geschikt in haar lot van ‘stille liefde’, die, meende zij, niet werd beantwoord. - Aan den anderen kant, als een jong meisje overtuigd is zichzelve ongelukkig te maken door dagelijkschen omgang met een hij, dien zij meent lief te hebben, en die dat niet ziet, dan handelt zij misschien verstandig door hem te ontvluchten. Voor zoo iets kan men geen regels stellen; elk karakter afzonderlijk geeft daar den doorslag. - Lachen moest ik om Uw zoo rake voorstelling van die zeker soort logeerdames:
Daarentegen ziet men altijd de jongedames, die het om een man alleen te doen is elke invitatie aannemen niet alleen, maar onophoudelijk de zuster uit quasi vriendschap inviteeren, om maar teruggevraagd te worden en zoo de boel te forceeren.
Dat is nu zoo echt van de werkelijkheid afgezien; zoo ken ik er ook zoovele, die maar steeds getroost ‘vriendin’ worden met de jongere zuster als de oudere trouwt, precies net zoo lang als er nog broers in huis zijn of veel jongélui daar komen, en zich dan onvermoeid bij den naam laten noemen door veel jongere geslachten van uitgaande meisjes, alles: op hoop van zegen - die inderdaad ook heel dikwijls nog komt, al is het láát, juist door zulke manoeuvres. -
Dat hier en daar 'n leelijk meisje door haar geest opgang maakt, en een mooi gezichtje niet wordt gefeteerd, komt natuurlijk wel voor, dat geef ik U toe. Maar in het algemeen-genomen let een man veel meer op uiterlijk, figuur vooral, dan op hoofd en hart. - U moet ook niet vergeten bij de door U genoemde voorbeelden, dat een man zoo heel andere eischen stelt aan ‘mooi’ dan wij-vrouwen, en heel dikwijls om een enkele reden van vorm of buste veel meer kijkt naar 'n vrouw, dan om de heele rest van haar uiterlijk; terwijl omgekeerd wat men noemt een ‘mooie pop’ den meesten hunner niets zegt. - En dan, geest is iets anders dan geleerdheid of verstand. - Geest, als een man er niet bang voor is, wat óók wel gebeurt, valt nog wel in zijn smaak. Maar, geestige vrouwen zijn in Holland dun-gezaaid, nietwaar?
Dat ik van De Kleine Johannes I denzelfden diepen indruk had, dien U-ook er van meenam, heb ik in de Dagboekbladen verteld. - Johannessen II en III deden mij, zooals ik indertijd in de Telegraaf schreef, steeds denken aan een lintworm; er kon maar geen einde aan komen. -
- - Ik heb juist onlangs aan Maria D. geantwoord, hoe ik denk over den onzin van ‘bals’ geven en ‘partijen’, in kleine plaatsen en door de gewone middelklasse. Wáárom kan men elkaar niet gewoon-gezellig-huiselijk zien, naar gelang van ieders omstandigheden? Daardoor ook leert men juist de dochters des huizes kennen in haar eigenlijken doen en aard en kleeding en karakter. - Hetgeen U schrijft over dat vliegen-dooden en muizen-vangen beaam ik volkomen. Maar ik-ook voel hier een beslist verschil tusschen noodzaak van zelfverdediging en vrijwillig dooden zooals b.v. geschiedt op de lange jacht. In Parijs is juist over dat punt een questie ontstaan in den boezem der vereeniging Dierenbescherming. Verscheidene leden hebben namelijk geeischt het ontzetten van haar lidmaatschap van de Hertogin d'Uzès, omdat zij, een der invloedrijkste fransche persoonlijkheden op allerlei gebied, en schatrijk, jaarlijks groote jachtpartijen organiseert, waar aan het schandalige lange-jacht genoegen, een marteling van de herten, en voor de honden óók, speciaal wordt geofferd. Diep-beleedigd is de hertogin zelve de eerste geweest nu haar ontslag te nemen. Het standpunt echter dier leden, die bezwaar maakten tegen haar, is volkomen juist: voor haar genoegen pláágt deze vrouw de dieren, die zij heet te beschermen. - Ik-zelve ben doodsbang voor spinnen, maar nooit zal ik die dooden. Ik laat ze buiten het raam zetten. - Vliegen en muizen kunnen zóó talrijk zijn, dat ze tot plaag worden, ook dan vind ik het altijd onaangenaam ze te moeten vernietigen, maar het wordt dan zelfverdediging, en dan gaat het mij als U, en beschouw ik zulke toestanden als een noodzakelijke wreedheid, waarvoor niet ik verantwoordelijk ben. - Uw gesprek met Uw kinderen daarover herinnerde mij aan Multatuli's jongetje, toen zijn vader hem
den opstijgenden leeuwerik wees, en zeide: Hij zingt ter eere Gods, waarop de leeuwerik een oogenblik later een vliegje verschalkte, en het kind vroeg: Vader zou die vlieg nu óók zingen ter eere Gods? -
Uw stuk voor gedachtenwisselingen bestemd is uitgebleven. Is het misschien niet meer geschikt dit onderwerp te verwerken tot een hoofdartikel? Zooals gij zeer wáár schrijft dienaangaande, het is een zeer gewichtig vraagstuk, en daarom een onderwerp, dat, door een gehuwde tot ongehuwde vrouwen behandeld, waarlijk wel een hoofdplaats verdient in ons blad. Ik zal het gaarne afwachten. -
Ik dank U hartelijk voor Uw handdruk, en beantwoord dien met oprechtheid. -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.