| |
Een dienstmeisje
Blijspel in één bedrijf door B. de Graaff van Cappelle.
Personen:
De heer Kistemaker (oom van Koba van Elten). |
De heer Van Ulfen, Wethouder. |
De heer Van Merkesteyn, Wethouder. |
De heer Kromhout, notaris } allen ongehuwd. |
De heer Van Mierloo, dokter } allen ongehuwd. |
De heer Weerman, effectenhandelaar } allen ongehuwd. |
Dames:
Mevrouw Kistemaker, (tante van K.v.E.) |
Mejuffr. Van Elten, (nichtje van den heer en mevr. K.) |
Geertje, keukenmeisje. |
Gezellige huiskamer, een buffet; in het midden gedekte eettafel voor 7 personen, stoelen enz., klein kamerschut.
| |
1e Tooneel.
Mevr. Kistemaker vult zoutvaatjes, veegt glaasjes af enz. Meneer komt binnen.
Kee, die bruidspartij van juffr. Zwammerdam zit ons oolijk in den weg, hoor. Ik ben naar Arend geweest, die kan waarachtig al evenmin als Smit en van Heusden. Ze moeten alle drie naar het feest om te dienen.
Gut Hein, 't is vreeselijk, wat moet ik beginnen? Dat Mina nou van daag ook juist ziek moest worden, 't is een historie!
We zullen ons maar moeten redden. Gelukkig zijn we en petit comité.
Toch groot genoeg, dat er aanmerkingen kunnen gemaakt worden, als het niet in orde is.
't Zijn heeren - die kijken zoo nauw niet. Wees maar blij, dat mevrouw van Ulfen uit de stad is, en mevrouw van Merkesteyn met verkoudheid te bed ligt; dames zijn veel lastiger; trek het je niet aan, vrouw....
(steeds bezig met glaasjes af te wrijven).
Jij hebt mooi praten, jou zullen ze niets verwijten, maar als er wat aan hapert, dan is het natuurlijk mijn schuld; er moet toch gediend worden, de heeren kunnen zelf de borden toch niet in elkaar zetten.... 't is vreeselijk!
Ze weten best hoe alles anders in de puntjes is, Kee; ik zal het ze wel vertellen. Dat zijn nou eenmaal van die lasten, als je in zoo'n gat van een stadje woont. Trouwen en sterven maakt den heelen boel in de war.
Nou bij sterven zijn toch geen dienknechts noodig.
Die zijn toch de bidders?! Smit was verleden zoo dronken, dat ie den heelen
| |
| |
dag niet meer te voorschijn kon komen. Van Heusden was ook al niet veel beter.
Gut ja, daar dacht ik niet aan.
Kan Geertje niet koken en dienen allebei?
Dat kan je denken. Ze is toch al zoo uit haar humeur omdat ik geen koksschotel besteld heb en ze de handen maar eens flink uit de mouw moet steken.
Laat die dan ook maar kalm voor het eten zorgen, als dàt mislukte was het vrij wat erger dan dat je je moet behelpen zonder een gedienstige achter tafel.
Ik wou dat je die heeren kalm had tehuis gelaten
Kom, kom, wie weet hoe aardig ze het vinden zich zelf te moeten bedienen.
Aardig? Het is net als de vrouw van den dominee verleden zei: mannenpraat - mallepraat. Je hebt er heelemaal geen begrip van hoe noodig een meisje of knecht is bij zulk een gelegenheid. (Meneer kijkt op z'n horloge, mevr. overziet de tafel) .
Koba zal zoo komen, ik had 'r graag afgehaald, maar na al m'n loopen van ochtend, van hot naar heer, ontbrak me de moed.
Gelukkig dat ik 'r schreef: als er niemand aan het station is, dan neem je een witjas voor je koffertje en loopt rechtuit, tot je aan het huis komt met roode marquises; dwalen kan ze niet. Ze is hier trouwens al eens meer geweest, al is het lang geleden.
Dus dat zal wel losloopen!
(Meneer af).
| |
2e Tooneel.
Mevrouw alleen.
(Mevrouw half voor zich zelf).
Ze treft het niks, het lieve kind, en dat voor de eerste maal, nou ze van de kostschool t'huis is. Als Mina ziek blijft, dan heb ik haast geen tijd om met haar uit te gaan.
(Ze haalt schaaltjes voor den dag en vult die met rozijnen en amandelen).
| |
3e Tooneel.
(Koba komt binnen in een lief pakje, coquetten hoed op; ze begroet tante en kust haar).
Dag Koba, dag kind, hoe maak je het? Wat zie je er overheerlijk uìt, zoo flink en gezond, wat ben je forsch geworden, het staat je goed hoor. En hoe maken papa en mama het - mocht je dadelijk komen?
(die intusschen haar goed afdoet).
Papa vond het maar half; het is t'huis ook zoo stil als ik weg ben, maar papa schildert toch en mist me het minste.
Die zei: kom, als het kind er lust in heeft, laat haar dan toch gaan; moedertje gunt me zoo graag plezier.
Er is ook zoo weinig bij jullie op het dorp.
En hier dadelijk een heerendinertje, zooals u schreef; ik heb in m'n handkoffertje m'n japon meegebracht; erg aardig, dat ik zoo iets tref.
We zijn de eenige dames, jij en ik, oom vroeg een paar kennissen, maar - er is een héél groote maar bij.
Verbeeld je, kind, Mina, de tweede meid, is van ochtend ziek in een vigilante naar huis gebracht. Ze was niets goed. Geertje heeft het overdruk met koken en nou is er geen mensch om te dienen.
Kan U dan geen hulp nemen?
Neen, kind, de drie dienknechten hier in stad zijn allemaal besproken voor een bruidsfeest. Oom is ze gaan vragen, maar kreeg nul op het request - 't is een geschiedenis!
Meen je dat! lieve kind, als het eens uitkwam?
Dat kan niet. De heeren, die er zijn, zie ik waarschijnlijk in die veertien dagen niet weerom. Ontmoet ik er een, dan herkent ie me toch niet; een gekapt hoofd in plaats van een muts met bandjes. Of hoef ik zoo'n tullen beweging niet op te zetten?
Nu, zoo'n stemmige draagt Geertje; voor de tweede meid heb ik zelf een zwart japonnetje, dat Mina nog niet een keer heeft aangehad. Het zal je best passen, misschien een beetje te nauw, maar dan het corset maar wat stijver toegehaald. Voor één avond zal dat niet hinderen. De handschoenen zullen te groot zijn, vrees ik.
En witte glacétjes kunnen niet baten, die heb ik bij me; och dan maar bloote handen, hè tante?
(Koba's handje bekijkend.)
Kind, zal het bedrog niet uitkomen door die nette pootjes? Wat een mooi verzorgde nageltjes voor een dienstmeisje, 't is te gek. En kan je dienen?
Zeker; mama leerde me dat en ik drilde een half jaar geleden met succes de nieuwe meid. (Ze gaat in postuur staan en zegt als een les op):
schoone borden links - vuile borden rechts - schotels laag houden bij het presenteeren - goed rondkijken of
| |
| |
iemand ook iets noodig heeft - zachtjes in bewegingen.
O kind, wat ken je alleraardigst je les!
(vervolgt).
Nooit rammelen met zilver of porselein, beginnen bij U en telkens één verspringen.... het zal gaan.... maar....
Een stalen gezicht hebben, pal kijken, nooit meelachen als de gasten pret hebben, precies doen alsof ik niets begrijp van wat er gesproken wordt - o tante - dat is vreeselijk - als ik het maar niet op eens uitproesten ga.... Ik mag m'n mond wel vast in een plooi zetten. Wat uijig, dolletjes!!
Nou, ik neem je voorstel dankbaar aan, hoor, als je de japon dan 's passen wilt. Wacht ik zal bellen, dan kan Geertje je den weg wijzen (ze helt) .
| |
4e Tooneel.
De vorigen, Geertje.
Geertje verbeeld je, mijn nichtje is zoo lief om van middag voor tweede meisje te willen spelen, ze zal dienen, hoe vindt je dat?
Da's een uitkomst, mevrouw, belde U dáárom?
Nee, maar ze wil de japon passen. Wijs de juffrouw nou even haar kamer en geef de kartonnen doos, die op den kapstok staat, waarin de schort en de muts is en de manchetjes; de japon hangt in de kast. Je hoeft maar even boven den weg te wijzen.
(zij pakt hoed, mantel en handtasch mede).
Nou, tante, ik zal me vertoonen als ik in livrei ben en U dan helpen. Geertje, als ik klaar ben, zal ik wel open doen, dan kan jij bij het eten blijven, hoor!
Beiden af.
| |
5e Tooneel.
(Mevrouw Kistemaker bedrijvig, Meneer komt binnen).
Wel Hein, nou zal ik je 's wat vertellen, ik heb een meisje dat van middag dienen zal.
Waar haal je dat van daan - maar is Koba gekomen?
Zeker, en die bood me aan om op te treden als tweede meid.
God Kee, wat begin je! - als ze er lief uitziet. -
Lief - 't is een pracht! de Engelsche muts zal haar goed staan!
(driftig).
Dan speel je met vuur - hoe verzin je het. -
Maak nou niet altoos bezwaren, ze vindt het zelf zoo aardig.
Als van Elten het wist! je zwager is toch zoo bang voor z'n dochter; bedenk toch dat Kromhout er ook is, ieder weet hoe die de mooie dienstmeisjes naloopt.
Maar tegen Koba zal ie toch niets zeggen.
Ze is geen Koba, als ze dient.
We zijn in elk geval er bij, de man zal haar niks geen kwaad doen. Is de wijn uitgezet?
Ja, die staat al klaar om op temperatuur te komen.
Ja waarachtig, en twee voor roode.
Wat een drukte, en het eten is zoo eenvoudig!
| |
6e Tooneel.
(Koba komt binnen, het haar keurig onder de Engelsche muts, zwarte japon, mooie geborduurde boezelaar, manchetjes, wit boordje, type van een beelderig dienstmeisje).
Dag oom, hoe vindt U me? geef de meid maar eens een zoen; tante zal er niet boos om worden, ze heeft U zeker al verteld, wat een leuk plan we hebben; dol hè?
(hij geeft haar een kus en kijkt haar verbaasd en bewonderend aan).
Ja, dat nieuwtje is me juist verteld, het pak staat je best, maar....
(Er wordt gebeld aan de voordeur).
Dat zal de banketbakker zijn. Koba, breng je de doos maar hier.
| |
7e Tooneel.
Oom en Tante.
Maar Kee, wat zal dat kind moeten hooren. Ze is veel te mooi! Wat is ze prachtig opgegroeid, ik blijf de grap maar half aardig vinden.
Enfin, dan moet je het maar met die halve aardigheid doen en voor ons de pret niet bederven.
| |
8e Tooneel.
Koba komt binnen met banketbakkersdoos, pakt drie of vier zakjes uit en doet een taart op een schaal. Ze schuift de doos onder het buffet of zet die ergens anders weg.
Nou zou ik toch wel es willen weten, wie er straks komen.
(Tante doet den inhoud der zakjes op schaaltjes en overziet de tafel. - Oom en Koba gaan naast mekaar zitten).
| |
| |
Vertel U me nu eens oom, wie zal ik zien?
Dan ga ik nog even naar de keuken.
(Tante af)
| |
9e Tooneel.
Oom en Koba.
Wel kind, allereerst de twee wethouders, van Ulfen en van Merkesteyn, Kromhout de notaris, Weerman, een bankiertje en van Mierloo, de jongste dokter, die hier nog niet lang is. De wethouders alleen zijn getrouwd dus tante's cavaliers.
Je mag wel op den notaris passen hoor, die is erg gevoelig voor het schoone geslacht.
Wel grappig oom, ik ben heusch niet bang; hij ziet me alleen in de kamer en later kan ie hard naar me zoeken. Maar is dr. van Mierloo familie van de dames, waar ik op school ging?
Zeker, hij is de zoon van de tweede vrouw, een kranig jong mensch.
O wat amusant, ik hoorde zooveel van hem. De dames van Mierloo hadden het altoos zoo druk over dien knappen broer, hij was zoo goed, zoo hulpvaardig, ‘wel rood’ zei juffrouw Betsy soms, maar als alle socialen zóó waren! Wij meisjes hadden hem dol graag eens ontmoet, maar kregen hem nooit te zien. We noemden hem altoos onzen romanheld (ze wrijft in de handen van plezier) . O, hoe gezellig om dien te ontmoeten, ik schrijf het dadelijk aan m'n vriendin.
Het is er een ontmoeting naar! Je mag hem zilver geven en een schoon bord! ha! ha!
(teleurgesteld).
Hé ja, da's saai - daar dacht ik niet eens zoo gauw aan. Oom, weet u, dat ik nog es als dienstmeisje verkleed ben geweest. Ik was uit logeeren in de Paasch vacantie met Margot van Laer bij een oom van haar die dominee is en toen hebben we uit de grap ons als boerinnetjes verkleed.
Zoo, dan is die metamorphose je niet vreemd.
Ja maar we kwamen er zoo akelig af. Verbeeld u Mevrouw had den inval, we moesten onzen dienst eens gaan presenteeren bij een domineesvrouw in de buurt op een klein dorp, we durfden niet alleen en kregen den tuinmansjongen mee, een flinken, lompen boerenzoon. We waren in de schemering een eind weg, het was een half uur loopen en zoo stil om ons heen, toen de tuinmansjongen onverwachts bleef stil staan en zei: nou breng ik jullie weg, maar mot van ieder een paar lekkere zoenen hebben tot belooning; hij sloeg de hand om m'n hals en gaf me - (o ik griezel er nog van) een zoen op m'n wang (ze neemt een zakdoekje en wrijft op de plek waar ze gekust is.) We gilden en zeiden dat we de juffrouwen waren. Ja, dat zou je wel willen, was het antwoord en toen hebben we hem overtuigd door Fransch te gaan spreken en te vertellen dat het een verkleedpartij was.
Dat komt van die malligheden; verdiende loon!
De jongen had zoo'n spijt, toen we rechtsomkeerd maakten terug naar huis; de aardigheid was er voor ons af, bah! - die zoen! (ze veegt weer met haar zakdoekje over de wangen) ik voel die nog.
Werd de jongen weggejaagd door den dominee?
Neen, mevrouw was boos, maar de dominee zei: het prouveert voor den jongen, ik zou het ook gedaan hebben.
Ha, ha, een leuke baas, gelijk heeft ie en aardig dat ie het ronduit zegt.
(opstaande).
Nou hoop ik maar, dat ik het dienen er goed afbreng. Oom, wordt de koffie aan tafel geschonken?
Neen, die presenteer je maar als we gaan rooken op mijn kamer.
Heerlijk, dan kan ik den boel hier afwasschen en heeft tante er geen drukte van. Hé 't is toch wel wat benauwd. Hoe heet ik? Kiest u nu een naam oompje!
Dan zeg ik Leentje naar het aardigste dienstmeisje, dat we ooit gehad hebben in de 18 jaren van ons trouwen.
| |
10e Tooneel.
(Oom, Koba, tante komt binnen met wijn, die ze op tafel zet).
Best, kind, ik zal me niet vergissen, zorg jij daar nou ook voor Hein!
(Er wordt gescheld.)
Daar zal er waarachtig al een zijn, doe maar open, mooi meisje, ik ga naar het salon. Kee, kom je ook zoo!
(Koba en oom weg).
| |
11e Tooneel.
(Tante alleen. Zij schuift de stoelen nog wat aan en legt een broodje bij elk bord of doet iets dergelijks).
| |
12e Tooneel.
(Koba komt binnen)
| |
| |
(schaterend).
Een magere heer en een dikke zijn er tante. O, wat een man, die dikke! Hij moest geholpen worden aan z'n jas; de mouwen wilden niet glijden (lachend) . Toen de manchetten werden recht geschikt (ze doet de beweging na) keek ie zoo zwemmerig naar me op, ha! ha! en gaf me een - knipoogje!!! ik had het kunnen uitproesten! ha! ha!
(Weer een schel. Koba vliegt weg).
| |
13e Tooneel.
(Tante alleen).
Ik zal blij zijn als het tien uur is, foei, wat een drukke dag! nou - ik zal maar naar binnen gaan; 't wordt tijd... (Zij talmt nog even) .
| |
14e Tooneel.
(Tante, Koba komt op).
De heeren zijn er tante, zal ik nou waarschuwen, als de soep binnen is?
Heel goed, doe dat; sterkte kind! niet lachen wat je ook hoort!
| |
15e Tooneel.
Koba verzet het scherm, zoodat als ze er achter staat, ze de deur uit kan, en het publiek haar ziet, de gasten niet. Een paar minuten is ze bezig aan de tafel.
(komt met een terrine soep).
Juffrouw, hier is de soep.
(Geertje af).
| |
16e Tooneel.
(zij neemt de terrine aan en plaatst die naast het bord van tante. Zij kijkt nog even in den spiegel, trekt haar schortje recht en opent de deur. Men hoort haar zeggen):
De soep is binnen, mevrouw.
| |
17e Tooneel.
(De gasten komen binnen; de heer Van Ulfen voorop met tante aan den arm, al de anderen volgen. Leentje staat als een pilaar te wachten. De gasten nemen de plaats door tante aangewezen. Zij dient soep, Leentje geeft de borden rond).
(onder het soep eten).
't Is warm van daag voor September, het weer is zes weken leelijk geweest, juist in de vacantie voor de kinderen, en de school was niet begonnen of het werd mooi. Is de Burgemeester alweer op honk, die zou Vrijdag thuis komen, niet waar?
Nee, hij blijft nog een weekje uit, de volgende raadszitting zal ie weer presideeren.
(met den lepel in de hand).
Dat deed u anders zoo netjes, meneer Merkesteyn alsof u heel uw leven voorzitter was geweest (eet) .
Ja, je hebt er beter slag van dan de burgervader, die is veel te goedig en beleefd. Van daar dat geleuter van de raadsleden zonder end; we kommen niet verder (eet) .
Het is soms alsof Daalman, nu die 'r eindelijk in is, denkt dat hij alleen praten moet; amendementen van Daalman kun je bij dozijnen lezen, ik zou hem van tijd tot tijd maar eens aan het verstand brengen dat zwijgen goud is. Kom heeren, schenk je eens in, de flesch staat er voor...
(Van Ulfen schenkt, de notaris en Oom doen hetzelfde).
Merkesteyn wil jij m'n vrouw voor je rekening nemen, ze zal de flesch niet leeg drinken.
Een half glaasje, niet meer als u blieft, ik gebruik heelemaal haast geen wijn.
(Als allen zijn ingeschonken neemt oom het glas en maakt een gebaar daarmede van welkom te heeten).
Mevrouw - dit glas geldt u.
(Tante buigt en neemt een heel klein slokje).
Zou juffrouw Mertens benoemd worden in de aanstaande raadszitting als leerares aan de jongens H.B. School?
Ze staat althans nummer één. Een kranig meisje dat wel aanspraak kan maken op de betrekking.
Hoe zoo? Ze verdringt dan toch een leeraar! Nee, van dat soort moet ik niets hebben. ‘Laten de vrouwen zwijgen in de Kerk.’
Goddori, ik wou dat ze daar aan 't woord waren dan nam ik een vaste plaats en werd op m'n ouwen dag nog kerks.
(lachend).
‘Quand le diable devient vieux il se fait ermite.’
(Leentje heeft intusschen de pasteitjes op het buffet gezet. De notaris kijkt haar van ter zijde aan en geeft den dokter een knipoogje).
Als die es preekte hè, over de liefde, ha ha ha! dan zou je ook wel er zitten, hè!?
(lachend).
Nou dat geloof ik ook.
De Protestantenbond laat dames optreden op de dorpen. Toevallig
| |
| |
hoorde ik laatst een allerliefst preekje van juffrouw Keyzer die examen deed als godsdienstonderwijzeres. Ik was gelogeerd waar ze optrad en ik moet zeggen ze voldeed uitmuntend.
Waarom zou een vrouw die van nature veel religeuser is dan de man, het ambt van dominee ook niet kunnen uitoefenen. Ik vind het als geknipt voor een hoogstaande vrouw.
(lachend).
Op den preekstoel staan ze nòg hooger! O, jij oolijkert! je wilt maar overal de vrouwtjes in hebben.
Wel zeker, als ze er voor deugen waarom niet?
Als de meisjes er maar niet zoo uithuizig door werden, dan had ik er niet op tegen.
Dat zeg ik u na mevrouw. Het is of er in huis geen werk meer te vinden is. De ouwe heer Mys zei van de week: ‘Och man, m'n dochter en haar vriendinnen loopen allen asyls na; voor honden en katten zorgen ze, er moest nu eens een asyl komen voor verlaten ouders.’ (Allen lachen)
.
(Tante tikt tegen het glas. Leentje verschijnt van achter het scherm met een emmertje, neemt de borden keurig weg, doet de lepels zonder eenig rammelen in het emmertje en neemt het stapeltje borden mee achter het scherm waar ze het op een tafeltje neerzet. Dan gaat ze met de pasteitjes rond waarvoor kleine bordjes onder het soepbord op de platte borden staan.)
Ik ben nog van de ouwe leer. Een meisje moet trouwen, dàt is haar bestemming.
Jij hebt waarachtig geen recht van spreken, Weerman. De meisjes moeten trouwen, best, maar laten de mannen ze dan ook vragen. Daar zitten nou waarachtig van de zes heeren drie ongetrouwd.
De dokter telt niet mee die is nog jong.
De beschuldiging is aan ons adres, Weerman, ha, ha, ha, maar we houen te veel van variatie ha, ha!
(wijzend naar het scherm waarachter Leentje verdwijnt.)
Zeg eens, mevrouw. Als u er nog zoo eentje over hebt, denkt dan eens aan m'n vrouw, die is half zenuwziek van het tobben met de booien. Zoo'n meisje...
(met piepstem).
Wil ik wel es te visite hebben...
(Leentje brengt een klein dienbakje binnen met vleesch en twee schalen groenten. Ze geeft tante het vleesch aan, neemt de pasteibordjes weg en gaat daarna rond met de schaaltjes).
(Bij eene repetitie moet worden gelet of ze ook iets te vroeg of te laat komt volgens deze opgave).
't Is een heele partij van avond in Tivoli ter eere van juffrouw Zwammerdam. (tegen de wethouders) Wie van jullie trouwt 'r.
Ik natuurlijk, maar in 's hemel's naam wat moet ik nou zeggen tegen dat span? Kom, van Ulfen, neem jij het maar eens van me over?
Dank je wel, knap jij dat zaakje maar op.
't Is een raar huwelijk, dat kleine bocheltje, maar geld dat stom is...
Maakt hier niet recht wat krom is.
't Is een toer om den bruigom niet eens een zet te geven die raak is, voor den wethouder die 'r trouwt.
De man zal als ie de duiten binnen heeft zich wel van wat anders voorzien, wat zeg jij, Weerman? Jij doet immers de zaken van de bruid?
Ja, en die blijf ik behouden ook na haar huwelijk. Och 't is een goeje ziel, juffrouw Zwammerdam, en erg royaal. U weet zelf, wie wat voor een ongelukkige vraagt of steun zoekt voor een goed doel zend ze niet terug. Vreemd, waar geld is wil altoos meer kommen. Als juffr. Zwammerdam effecten koopt, stijgen ze per sé, doet ze iets weg dan staan de aandeelen dien dag hooger dan 24 uur te voren.
Ja, ja, de bruigom weet wel hoe groot de brandkast is... en dan een meisje in huis als Leentje!?...
(Leentje stikt achter het scherm van den lach).
De sluier zou 'r beter staan dan aan de roode juffr. Zwammerdam.
(tegen den dokter).
En heb je op de handjes gelet, dokter? 't Is of ze nooit wat heeft uitgevoerd in de keuken.
Ja 't is een geboren lady.
(met een glas omhoog:)
Gastheer, ik drink op je prachtige dienstmeisje!
‘Dat kind brengt je ouwe hoofd heelemaal op hol, Kromhout.’
Dat is nou alweer het voorrecht van ongetrouwd te zijn. Jij mag niet eens naar 'r kijken. Wij wel, hè dokter, kom zeg nou es wat! Hoe vindt jij 'r met je jonge oogen?
Een soort om je niet aan te verzadigen, zoo beschaafd, geen dametje hier in de stad wint het van 'r.
| |
| |
Je bent een kenner, dokter!
Esculaap hield 'r ook z'n godinnetjes niet voor niemendal op na. Je mag er me niet heelemaal afsnoepen hoor; m'n beurs...
Mag ik je verzoeken niet te ver te gaan, Kromhout.
Het is toch ongelukkig dat er per sé vermoed wordt, dat dienstmeisjes geen eergevoel hebben. Je behoeft waarachtig Leentje maar aan te zien om van haar onschuld overtuigd te zijn. Ik wil niet preken maar...
Je vindt 'r te lief voor een grapje, oolijkert! ha, ha, ha!
(Leentje komt binnen, gaat regelrecht naar Dr. van Mierlo en zegt mooi en duidelijk:)
Dokter, de dienstmeid van mevrouw Lugt is er om te vragen of u zoo vriendelijk zijn wilt zoo gauw mogelijk te komen, het kind heeft het erg benauwd.
(vriendelijk:)
Zeg maar dat ik dadelijk komen zal, meisje.
Hoe jammer, dokter, kunt u niet eerst afeten?
Ik zal m'n bord niet in de steek laten, mevrouw, maar dan ga ik direct. Gevaar is er niet bij, maar het arme ventje heeft het soms kwaad. (hij eet wat haastig door) .
Nou praatte dat mooie ding toch heel alleen tegen jou, 'r stem is al even mooi als 'r snoetje. (terzijde) Ik ga es met 'r wandelen, dokter!
(verontwaardigd ter zijde).
Ze zal wel wijzer zijn... (Hij drinkt zijn glas uit en zegt tot den gastheer): Permitteert u me, meneer Kistemaker, en mag ik straks terugkomen? Het is geen zes huizen ver, dat helpt.
Zeker, zeker, met genoegen!
(Dokter af).
| |
18e Tooneel.
Dat zijn nou de bezwaren van het dokter's beroep; rust heeft een arts nooit.
Van Mierlo is toch vlug in de praktijk gekomen, een knappe kerel! en wat een goed uiterlijk!
(Leentje staat achter het scherm van ‘ja’ te knikken, al lachend).
Ik hoorde van morgen juist dat het ventje Dugt hooge koorts had, de thermometer stond....
O, daar heb je weer die akelige thermometers, die brengen een onrust in huis en als ze dan nog maar altoos in orde waren.... Ik weet van een vrouwtje dat drie weken te bed lag met verhooging van temperatuur, toen werd eerst gemerkt dat de thermometer niet deugde!
Ik kijk alleen op den thermometer om te weten hoe heet ik stoken moet, met die andere dingen houd ik me niet op.
Ik hoop dat u er ook lang buiten zult kunnen, mevrouw, en dan ín elk geval....
de Klok luidt.
(vliegt op):
Brand: Daar moet ik heen als waarnemend burgemeester.
(Leentje komt binnen gaat naar Merkensteijn en zegt:)
Meneer, er is een bode van het stadhuis, er is brand in Tivoli.
(Groote verbazing.)
In Tivoli?! Geen kleinigheid, permitteer me Kistemaker, ik moet er dadelijk heen. (af.)
In Tivoli! zeker vuurwerk afgestoken ter eere van de bruid!
O juffrouw Zwammerdam, als je maar niet opgaat in de vlammen!!....
Wat een miserabele historie! hoe moet dat nou?
Ik zal ook acte de présence geven, mevrouw....
O meneer van Ulfen, hoe jammer toch dat het zoo treft, drink uw glas toch nog eens uit.
(schuddend van den lach).
Precies de symphonie met de uitgeblazen kaarsjes, ha, ha....
Kee, we moeten 'r wat op vinden, wat krijgen we nog?
(zenuwachtig).
Kippetjes met sla, taart en dessert.
Van Ulfen zeg dan aan Merkesteijn dat we van avond met den rest van den maaltijd soupeeren zullen, haast jullie je niet. Zorg jij straks voor een kopje thee, vrouw, en Leentje zal wel zorgen dat we van avond het menu verder krijgen.
Dat plan is nog zoo dwaas niet. Vindt u het ook goed, meneer Kromhout?
Waarachtig, best! maar om nou in de herrie te gaan daar heb ik geen lust in, mag ik dan een sigaartje rooken in dien tijd, Kistemaker?
Zeker, in mijn kamer mag je dampen zooveel je wilt. Ik ga met van Ulfen mee. Mag ik je voorgaan naar mijn kamer, Kromhout? Tot straks, Kee.
| |
| |
Neem je Azortje mee, lieve man?!
Om het beestje te laten doodtrappen? neen, daar zal ik later wel een wandelingetje mee doen.
heeren af.
| |
19e Tooneel.
(Tante alleen. Ze valt neer in een stoel.
Wat een dwaze partij is dat nou. De heele dag is net een comedie.... (Ze tikt tegen het glas.)
(Leentje komt lachend binnen, valt ook neer in een stoel en schatert het uit).
Nou zulk dienen is de moeite niet waard dat je er een japon voor aantrekt. Wat heb ik staan lachen achter het scherm, tante, maar hield ik me niet goed?
Best, kind, toch beviel me de grap niks. Wat keken ze je aan en de notaris durft maar alles te zeggen. De dokter werd er kwaad om.
Wat een nette man, hé tante, en wat een lief gezicht. Wat had ik graag als uw logeetje naast em gezeten.
Dat zal nog wel es gebeuren, kind. Laten we nou de boel maar gauw weg zetten. (Ze kijkt op het horloge) . 't Is nou 7 uur, als we nou om half elf gaan soupeeren, leg dan om 10 uur het kleed weer over tafel; Geertje kan je helpen. (Ze zetten een en ander op en in het buffet onder het praten) . Merk de servetten, Koba, en wil je dan de glazen wasschen, ik zal de theetafel in het salon in orde brengen.
Best tante - maar moet ik van avond weer dienen?
Neen, als alles er staat dan redden we straks ons zelf wel; zonde kind dat je niet binnen kunt zijn...
(Tante af).
| |
20e Tooneel.
Leentje glazen wasschend.
Ik zou toch niet graag een dienstmeisje zijn... Wat wordt je onbeschaamd aangekeken! Die notaris is om van te griezelen, maar wel grappig, en m'n romanheld van de kostschool? O, juffrouw Betsy, je hebt van je broer niet te veel gezegd! Wat zou ik hem graag eens ontmoeten zonder die malle muts.
| |
21e Tooneel.
Geertje komt binnen.
Dat is voor u, juffrouw. Meneer Kromhout kwam van boven, de keuken langs - vuile kerel - en gaf me dit briefje om aan Leentje te geven - je verklapt me niet Geertje, zei ie met z'n rooje gezicht! Ik heb niks geantwoord - hij holde de keuken uit, de trap weer op met z'n ouwe beenen en nou zal het me toch benieuwen wat daarin staat...
Een briefje voor mij, hoe zot... geef es hier. - (Ze leest overluid) . ‘Leentje, kom Zondag ochtend als het je kerkbeurt is om 10 uur aan de Helmpoort - ben je er niet en ga je 's middags uit, dan om half drie op dezelfde plek, of 's avonds om 7 uur op mijn kamer. Het zal je geen windeieren leggen, kindje lief!’
(Leentje scheurt het papier in tweeën, dat Geertje weer opraapt en bij zich steekt.
Wat is die man toch schandelijk brutaal, Geertje. Ik hoop dat ie den halven dag te vergeefs in den regen zal staan wachten. Hij moest eens weten dat ik een logée was.
O - dan zou u geen last van hem hebben. Ja, juffrouw, dat voorrecht is alleen voor de dienstmeisjes weggelegd om geschandaliseerd te worden.
Maar als je toch geen aanleiding geeft tot vrijpostigheid!
Dat ziet u nou es - dan belagen ze je nog! Het heet altoos: ‘de meisjes willen wel’, och juffrouw u kent de wereld nog niet, 't is maar goed ook. Dezelfde heeren, die zoo pietje pas aan tafel zitten, als ze op visite zijn bij een familie, die geen onvertogen woord zullen zeggen tegen de dochters van den huize, durven een kwartier later de leelijkste dingen voor te stellen aan een dienstmeisje. De sociale noemen de muts het teeken van onderdanigheid, nee, juffrouw, 't is het uithangbord waarop die leelijke kerels afkommen.
(verdrietig).
Hè, Geertje, ik heb haast spijt van de grap, laten we er maar niet meer aan denken.
Er wordt gebeld.
Blijf u maar hier, juffrouw, ik heb nou wel tijd om open te doen - 't zal de dokter wezen - daar zou u anders geen last van hebben - da's een fatsoenlijk heer.
Geertje af.
| |
22e Tooneel.
Leentje alleen, daarna Tante.
(die het donkere tafelkleed weer over tafel legt:)
Den dokter had ik juist wel zelf willen opendoen. Als die om een apartje gevraagd had - nou - ik weet niet wat Leentje zou
| |
| |
gedaan hebben - maar dat zal hij niet, daarvoor is hij juist veel te fatsoenlijk - hé wat een malle comedie toch, ik doe het nooit meer en blijf wie ik ben. (Ze valt neer op een stoel.) En ik heb nog niet eens gegeten, mijn maag begint mee te praten, moet ik nou naar Geertje in de keuken?.... (Ze staat op en loopt heen en weer.)
Tante komt binnen.
Koba de dokter is terug, en verbeeld je wat die me vroeg. Hij heeft een brief van zijn zuster, die zoekt een steun voor de huishouding, een net meisje dat vooral heel beschaafd is, zonder airs. Nu vroeg hij me of jij ook een zuster had, of zelve zoudt willen, in geval je soms veranderde van dienst. Hij zou je niet willen onderhuren en vroeg daarom eerst mijn oordeel, maar 't was een uitnemende betrekking.
O tante, hoe grappig, hoe leuk en wat zei u?
‘Vraag het haar zelf, bij mij blijft ze niet.’ Ik ben eigenlijk heel ondeugend op m'n ouden dag om zoo mee te foppen.
Had dan maar gezeid wie ik was.
Het overviel me, kind, maar nou dacht ik hoe zou je het vinden om em eenvoudig aan te hooren als Leentje. De heeren zijn uit, de notaris zit te rooken of te dutten, als ik nou es binnenkwam als jij den dokter gesproken hebt en de kamer uitgaat, dan houd ik em aan de praat; jij verkleed je, en komt terug als m'n lief logeetje....
En mag ik dan van avond mee aan tafel zitten?’
Heerlijk! gezellig! ik blijf hier bezig en doe net of ik niets weet.
Tante af.
| |
23e Tooneel.
Leentje alleen, ze is zenuwachtig, draait het licht wat op, gaat voor den spiegel staan, schikt het mutsje weer goed, frommelt het boezelaar, bekijkt zich coquet enz.
(Ze staat voor de tafel met den rug naar de deur die aanstaat en leest in een krantje.
De notaris komt binnen geslopen, wil haar om het midden vatten, doet haar schrikken, maar wordt te gelijker tijd door den dokter bij de kraag gepakt, die hem de kamer uitzet en de deur sluit. (Alles in een ondeelbaar oogenblik gebeurd.)
(ontstemd.)
Wat wil die akelige man toch?
Zeker niet veel goeds meisje, en daarom juist kom ik je wat vragen.
Ja, jou, ik zou zoo graag eens weten wat je vader is en waar die woont.
Vader? die is schilder, we wonen in Heteren.
Wat is u nieuwsgierig! nee, nog nooit.
Ben je al lang bij mevrouw hier, ik zag er je nog niet vóór van daag.
Pas heel kort, alles is me nog zoo vreemd.
Wie leerde je dan dienen?
Natuurlijk kan je lezen, schrijven en rekenen.
Dat spreekt, hè? op lezen ben ik dol, maar ik houd van wat piquants. Yorn Uhl vond ik te langdradig. De Noorsche en Zweedsche litteratuur trekt me erg aan ‘De Kroon’ en Sonja... en ik dweep met de gedichten van Jacques Perk... Zijn Mathilde... O!
(verbaasd).
Maar Leentje?!
He? wat wilt u? maar wat had u nou te zeggen?
Je verbaast me hoe langer hoe meer... ik wou je vragen of je misschien een goede betrekking zoudt willen aannemen bij mijn halve zusters, die een meisjeskostschool hebben te Raalte?
Waarom zou ik veranderen, dokter?
Omdat de omgeving daar uitstekend is voor iemand die wat meer is dan een gewoon dienstmeisje. Mijn zusters zijn degelijke lieve menschen en hebben behoefte aan een soort hulp als jij voor ze zoudt kunnen zijn. De dames van Mierlo...
Zijn allerliefst, dat weet ik (heel guitig): Weet u wat dokter, ik zal er me op bedenken... nou moet ik naar de keuken... (loopt schalks weg) .
| |
24e Tooneel.
De dokter alleen. Hij ziet haar verbaasd na:
Wat een aardig heksje en wat een oogen! Als Betsy haar zelf eens kon spreken dan zou ze het misschien wel gedaan krijgen dat ze naar Raalte ging. Ik begrijp 'r niets van...
(Tante komt binnen).
Wat een wonderlijke maaltijd is dat geweest, dokter, eerst u weg, toen luidde
| |
| |
de brandklok, de heeren verdwenen allemaal en bedacht mijn man zich om te soupeeren met de rest van het diner, zooals ik u al zei.
Prachtig mevrouw, prachtig.
En hoe maakt uw patiëntje het?
Nu, dat zal wel losloopen, u begrijpt voor een eenig kind zijn ouders dubbel bezorgd.
Geen wonder! en hoorde u ook iets van den brand? Hoe kwam die aan?
Het tarlatan in de bijzaal, waar vertooningen zouden worden gehouden, kwam in aanraking met het licht, u begrijpt het was een heele consternatie; de brandspuitmannen liepen door de eetzaal naar ik hoor, het diner is totaal verstoord.
Da's nog wat anders dan hier; er rust van avond geen zegen op de maaltijden. En... wat zei Leentje?
Mevrouw, die is me een raadsel. Aan mystificatie mag ik niet denken, anders... maar enfin ze neemt het voorstel in beraad, wie weet of u geen goed woord wilt doen voor mijn zusters.
Dat beloof ik u, van avond zullen we de zaak nu maar verder laten rusten.
Denkt u dat de heeren nog lang zullen wegblijven, mevrouw?
Ik hoor ze al, geloof ik... (ze luistert - stemmen naderen) .
| |
25e Tooneel.
De gastheer en de beide wethouders komen binnen met den notaris.
Wel, Kee, ben je nou hier, ik zocht je in het salon, daar krijgen we toch een kopje thee, hoop ik.
Zeker, zijn de keelen verschroeid?
Nou, mevrouw, de gloed was minder dan het gedrang, maar de politie trad flink op. Een binnenbrandje dat met één spuit gered is, maar waterschade!... da's altoos het ergste.
(Oom presenteert sigaren)
Steekt nou eens op vrienden, het uurtje voor de rookkamer is gepasseerd, Kee, we vragen van avond permissie om onder de thee de schade in te halen.
Gerust, ik vind het best hoor; heeren ga je gang. Hier zijn lucifers...
(Terwijl de heeren de puntjes van de sigaren snijden, een enkele reeds opsteekt, gaat de deur open en komt Koba binnen, lief en smaakvol gekleed. Allen kijken verbaasd op, de dr. is ébahi, de notaris wijkt een weinig naar den achtergrond. Oom lacht vriendelijk.)
Heeren, mag ik u ons nichtje Koba van Elten voorstellen, anders genaamd Leentje!...
(Gelach, begroetingen, de dr. geeft haar de hand en de notaris sluipt heen.)
(bij de deur zegt hij met een piepstem):
‘Meneer Kistemaker ik voel me niet lekker en ga liever naar huis, tot ziens mevrouw... (notaris af) .
Da's een rust kind! nou maar allemaal naar het salon als je wilt en nooit meer zoo'n gekheid uithalen.
(Merkesteijn presenteert tante den arm, die gaan de middendeur uit, gevolgd door de twee heeren; de dr. biedt Koba den arm, ze fluisteren en lachen samen.)
(Scherm valt.)
|
|