dan zoudt gij mij beter hebben begrepen, - dan zult gij zeker moeten erkennen de juistheid mij ner bovenstaande bewering, die ook erkend wordt door alle verstandige welgezinde, en zich niet voor hun afkomst schamende Israelieten van mijn kennis. - Gij zelve weet, en hebt dit ook in mij geapprécieerd, dat ik een vijandin ben van het de Israelieten beleedigen, uit pure jaloezie op hunne vele deugden die zij boven ons vóór hebben, op hun handelsgeest en energie, die leiden tot hun voorspoed boven ons, een vijandin van het hen bespottelijk maken en dikwijls op 'n verachtelijke wijze behandelen. Evenzeer echter als ik de waarheid zeg in het eene opzicht, wil ik mij óók het recht voorbehouden die te zeggen in het andere. Ondeugden hebben Israelieten even zoo goed als christenen, want die hebben wij menschen allemaal. En het is treurig maar wáár, dat die soort Israelieten, waartoe óók mijn ‘Frankforter Joden-familie’ behoort, uitmunten door 'n laf zich schamen voor hun Jood-zijn, en 'n hoogst onhebbelijk en onbeschaafd prat doen op hun vele geld. Vraag maar eens aan ieder die veel reist in groote hôtels, of ik hierin geen gelijk heb. Ik hoorde nog dezer dagen van een gast, die het grootste hôtel hier in Interlaken had verwisseld voor een ander, omdat de rijke Israelieten door hun luidruchtig en eigenmachtig optreden het er eenvoudig onmogelijk maakten voor diegenen, die zich niet tot hun blufferig kringetje voelden aangetrokken. - Ik herhaal ook met allen nadruk dat gij, die blijkens Uw vroegere brieven aan mij, U niet schaamt voor Uw afkomst, waarlijk niets gemeen hebt met de hier door mij bedoelde categorie, want juist déze soort Israëlieten doen het uiterste om hun Jood-zijn te verbergen. Ook de door mij bedoelde familie had zich opgesierd met een extra naam erbij,
om toch maar te lijken op ‘christenen’. Zij zouden woedend zijn geworden, als gij hun gezegd hadt, dat zij ‘Joden’ waren. En toch stond hun Oostersch ras zoo zichtbaar geprent in hun trekken; en toch wist elke Frankforter (er waren er meerdere in hetzelfde hôtel) U te vertellen, dat zij pur-sang Israelieten waren, al deden zij zelf alles om het te ontkennen. Zie eens, zulke menschen maken niet alleen zichzelf maar óók hun gansche volk belachelijk, want de toeschouwers zijn dan geneigd alle Israelieten over één kam te gaan scheren en te zeggen: Zoo zijn ‘die’ Joden nu allemaal! Neen, zoo zijn ze niet. Dat heb ik overal getuigd en zal ik gaarne blijven getuigen. Maar dat is een reden te méér om die, welke wèl zoo zijn, met den vinger na te wijzen als een oneer voor iedereen. Want de christenen willen niet van hen weten, huwen zich alleen noodgedrongen met hen om hun geld machtig te worden, en van de Joden willen zij niets weten, voor die verwantschap schamen zij zich. Vindt gij-zelf het niet héél natuurlijk, dat zulke in een tweeslachtige positie geraakte families hun eenige toevlucht hoe langer hoe meer zoeken in prat doen op hun rijkdom, en er mee bluffen door de baas willen spelen op 'n onhebbelijke wijze?
- Ik hoop dat gij mij nu beter hebt begrepen.
Mammie. - Hartelijk dank voor het mooie portret, dat ik graag aanneem bij mijn collectie van Lelie-abonnésportretten. Ik vind het altijd zulk een heerlijk gezicht, wanneer kinderen zoo worden opgevoed, dat zij de dieren leeren liefkrijgen, want er is dunkt mij geen beter middel om hun in te boezemen medegevoel en mededoogen voor een ander, die van hun afhankelijk is, en voor wien zij daarom de plicht hebben goed te zijn. - Ik liep eens in de buurt van den Haag op 'n landweg, toen ik, een man met een koe passeerende, een dame die vlak voor mij liep, met haar zoontje aan de hand, tot het kind hoorde zeggen: ‘Kijk eens wat 'n mooi koetje; wat zullen wij daarvan lekker eten, hé vent!’ - Zegt zóó'n walgelijke opvoeding niet boekdeelen?
O ja, mijn vriendin is net zoo dol op de hondenkinderen als ik, en onze Marie niet minder. Ik kan mij ook niet voorstellen, dat we zóó veel van elkaar zouden houden, als we op dergelijke punten niet precies 't zelfde voelden. -
Ik hoop zoo, lieve mevrouw, dat U succes moogt hebben. Wanneer ik van iemand hoor, dan zal ik zeker U recommandeeren, dat beloof ik U vast en stellig.
No. 10. - Dat het geklets in de 2de Kamer U zou tegenvallen, wist ik wel vooruit! Van die heeren zijn de meesten absoluut talentloos, zijn alleen maar in de Kamer getild op de schouders van het domme kiezersvee, omdat ze zelf dat 'n prettig en tot allerlei voorrechten en eer en aanzien leidend baantje vinden. Hoe wilt ge nu dat zulke menschen U zullen imponeeren door mooi spreken of door mooie denkbeelden te verkondigen. Larie! Ze leuteren er op los, of omdat ze dat wel moeten terwille hunner kiezers - dat zijn de leden die ééns per jaar het verplichte speechje afratelen over hun speciaal onderwerp - of ze praten zonder ophouden omdat ze zich zelf zoo ijselijk graag hooren mogen. En dat zijn dan gewoonlijk diegenen, naar wie niemand luistert, en onder wier leuterpraatjes de rest hun dagelijksche bezigheden verricht, van brieven schrijven of couranten lezen, óók wel dutjes doen, of zich in de koffiekamer met versnaperingen volproppen!
Heerlijk dat gij met het artikel succes hebt! - Ja-zeker, mijn gelukkig interieur moogt ge mij benijden. Ik-zelve heb zoo'n zielsmedelijden met alle eenzame vrouwen. Als gij de hondenkinderen en Kaatje hadt, zoudt gij zien dat zij-óók meer liefde in 'n eenzaam leven kunnen brengen, dan gij misschien vermoedt. Ik heb, toen ik vroeger en pension woonde, menig zuur en onvriendelijk vrouwenkarakter gansch en al zien verwarmen door de vriendschap welke van lieverlede ontstond tusschen haar en mijn hondje Moosje, of tusschen haar en de katten van het huis. Eerst wilden zulke eenzamen niets van ‘die akelige dieren’ weten; van lieverlede echter zagen ze hoevéél liefde, teederheid, vriendschap zij gaven, en ontstonden er kleine toenaderingen, die menigmaal eindigden in gansch innige verteedering. Onbekend maakt onbemind. Van dieren geldt dat heel dikwijls. En ik ben overtuigd, dat juist gij, met Uw warm hart vol liefde, U heel gauw zoudt hechten aan zulk een klein, gansch en al van U afhankelijk wezentje, hondje, poesje, vogeltje, welk huisdier ook. - Probeer het eens; gij zult zien, dat het U een groote vervulling zal geven in eenzame uren. En ook dat is weldoen. Ook dieren zijn menigmaal verlaten en ongelukkig, en hebben zooveel behoefte aan een goed thuis. Het is door den veearts gebleken, dat onze arme kleine Bennie door die fransche jongens zóó is mishandeld, dat hij er een inwendige kneuzing door opdeed, waarvan hij eerst nu gansch en al is hersteld. Vandaar zijn groote lastigheid toen hij zoo héél jong was, zijn 's nachts altijd schreeuwen, en nooit slapen kunnen. Stel U voor, als dat arme schepsel nu eens gebleven was bij zulke wreedaards, hoeveel had hij dan nog moeten lijden?
Wij zeggen zoo dikwijls als we door Amsterdam of den Haag loopen, en al die verwaarloosde honden zien: Hoe graag zouden wij ze niet allen van de straat nemen, en een goed thuis geven. Ik ken ook een dame, die er soms voor hare rekening wel drie of vier tegelijk uitbesteedt, welke zij zoo maar vindt op de straat. Niet iedereen is rijk genoeg om kinderen aan te nemen, waartoe veel geld behoort voor 'n goede opvoeding. En de dieren zijn óók levende wezens!
De heer Veen weet Uw honorarium. Zendt hem dus dadelijk Uw rekening in, anders komt er verwarring. Dit geschiedt nooit door mij, altijd door den auteur-zelf.