Lieve menschen, laat ik U nu allemaal tegelijk antwoorden daarop: dat ik nooit welke betrekking ook zou aannemen, als ik daarvoor moest opofferen het samenleven met hen die me lief zijn, honden inbegrepen. - We zijn nog precies 't zelfde troepje, dat we in Den Haag waren, alleen vermeerderd met een in Amsterdam-aangeschaften papegaai ‘Kaatje’, die we ook reeds niet meer zouden willen missen, en die de reis met ons meedeed hier naar Zwitserland, evenals de honden.
Op groep I kunt ge ons allen te samen zien in onze woonkamer. Mijn vriendin heeft den kleinen Piet op schoot, een van Marie's tweetal; deze houdt den anderen, Gé genaamd, (hetgeen een gedeelte is van haar eigen familienaam; hij is haar peetekind). En ik-zelve heb Benjamin op den schouder, (dat is zijn geliefkoosde houding), en Frits, ‘de’ lieveling van ons allen bij uitnemendheid, op schoot, terwijl ‘Kaatje’ in haar kooi rondspringt.-
Op groep II zijn we aan tafel, óók in onze huiskamer; we houden er noch salon, noch eetkamer àpart op na. Gé en Piet, die meer speciaal bij Marie behooren, eten bij haar in de keuken, maar Frits, en later ook Benjamin, leerden we met-ons aan tafel zitten, voor de gezelligheid; en ik verzeker U, dat zij hunne bordjes vrij wat netter leeg-eten, dan menig slecht-opgevoed kindje het doet. -
Op groep III vindt gij ons in ons lievelingshoekje, in onze zeer groote, gezellige huiskamer. Het is in dat ‘erkertje’, dat we onze ‘afternoon-tea’ drinken, waarbij Benjamin en Frits nooit ontbreken. Benjamin ligt dan graag op mijn japon, en Frits op schoot.
Ook groep IV voert U in denzelfden erker. Ik behoef U wel niet te vertellen, dat het mijn vriendin is, die zich belast met thee-schenken en met naaien, terwijl ik in huis het lezende en schrijvende gedeelte vertegenwoordig.
En groep V en VI zijn beide genomen in mijn werk-kamer.
Op groep V ben ik aan ‘'t werk’, als altijd trouw gezelschap gehouden door mijn onafscheidelijk tweetal; Frits in zijn klein stoeltje náást mijn schrijftafel, en Benjamin op mijn rokken aan mijn voeten.
En op groep VI lees ik, gelijk dikwijls mijn gewoonte is, iets voor aan mijn vriendin, waarbij Frits dadelijk van de gelegenheid gebruik maakt om op haar schoot te springen. Dat Marie in zulke oogenblikken dikwijls binnenkomt om me iets van de Lelie, of van de Telegraaf, of 'n pakket boeken, of 'n post te brengen, kunt gij U zeker wel voorstellen. -
Misschien zijn er wel menschen, vrouwen vooral, - ik ken er wel zoo, - die met 'n zuur gezicht zullen zeggen, dat we vreeselijk kinderachtig, vreeselijk overdreven, vreeselijk sentimenteel zijn, etc. etc.! - Wel, ik geef hun gaarne hun levensopvatting cadeau, en prefereer de mijne, en hoop, dat ik allen die ik liefheb, en met wien ik 'n innig-gelukkig leventje leid, nog lang, o zoo lang mag houden, mijn vriendin in de aller-aller-eerste plaats, en verder onze Marie, en onze honden-kinderen en onze Kaatje incluis. -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
P.S. Van het huis bewonen we de bovenste verdieping.