M. van de Zee. - Vriendelijk dank voor Uw gezelligen vertrouwelijken brief, die mij zoo ineens van U op de hoogte bracht. - Ja, onderwijzeressen van achttien jaar moeten m.i. nog evenveel leeren als hunne leerlingen-zelven. Maar niet elk jong ‘onderwijzeresje’ is daarvan zoo eenvoudig-doordrongen als gij het zijt. De meesten dunken zich zelf héél wijs, en doen daardoor dikwijls akelig-pedant. - Wat schrijft gij aardig en dankbaar over de Kweekschool te Apeldoorn. Voor Uw leermeesteressen is het een groote voldoening als de leerlingen later zulke getuigenissen afleggen.
Dat gij dacht, toen de schooljaren achter den rug waren, ‘eigen-baas’ te zullen wezen, en in plaats daarvan ondervindt hoe gij niet eenmaal zijt: ‘meesterknecht’, verwondert mij niets. En, geloof mij, dat ligt niet aan Uw betrekking, maar aan het leven. Niemand onzer is zijn ‘eigen-baas’. Wij worden allen geleid door omstandigheden, plichten, betrekkingen, door invloeden soms geheel buiten ons-zelf-om. Hoe ouder gij worden zult, hoe meer gij dat zult ondervinden: Wij gáán niet, maar wij worden geleid, of wij willen of niet.
Ik ben zoo blij dat gij zoo eerlijk en verstandig schrijft over U-zelf, en zoo moedig inblikt in Uw vrouw-natuur. 't Is het ongeluk der meeste vrouwen, dat zij dit niet durven. Zij zijn bang, uit valsche schaamte. Hoe flinker en rustiger en onbevangener gij Uzelve in deze questie bekijkt, en hoe kalmer gij U neerlegt bij de niet te veranderen wáárheden van ons vrouw-zijn, hoe gelukkiger gij Uzelve zult gaan gevoelen, en hoe gemakkelijker het U zal vallen Uzelf te ‘overwinnen’.
- Zeker, ik begrijp best dat het kennismaken met de gemeenheid en de ruwheid en laagheid van de wereld U pijn doet. Menschen die, zooals gij, vroeg alleen en onafhankelijk zijn, en een betrekking hebben te vervullen midden in den strijd van het dagelijksch bestaan, leeren de ontgoochelingen en de bitterheden van het mensch-zijn vroeg kennen, en krijgen inééns levenservaring en levens-ondervinding. Zelve ook heb ik ondervonden, dat het schrijnt en schreeuwt van pijn in je, als je na een jeugd van volkomen onwetendheid inééns staat midden in het leven. 't Is of er dan iets bréékt in je, iets doodgaat, dat nooit, nooit weer levend kan worden. De éérste ervaringen van dien aard zijn de smartelijkste. Zij stalen je voor later!
Voor ‘het leuke idee 't jaar 1904 bij de Lelie te voegen’ moet gij niet mij bedanken; ik wist er niets van. 't Is een cadeau en een idee van den uitgever, den heer Veenalleen.
Neen, Uw brief vind ik niet ‘te lang’. Ik heb er U zoo heelemaal uit leeren kennen, en dat vind ik altijd prettig waar het mijn correspondenten geldt. Schrijf dus gerust altijd zoovéél gij wilt.
Ellen. Ik hoop dat dit pseud: door U wordt herkend. Ik meen zeker te weten dat het Uw vroeger pseud: is. En gij geeft in dezen brief géén nieuw op. Hartelijk dank voor Uw vriendelijke wenschen aangaande mijn redactriceschap bij gelegenheid van 1904. Wel, ik ben héél blij, dat gij mij althans beter begrijpt. Mij gelijkgeven in alles behoeft geenszins. Bij een zóó verschillende levensbeschouwing als gij en ik blijkbaar hebben, ligt het voor de hand, dat gij het in sommige dingen niet eens zijt met mij. Inderdaad had ik U geenszins gehouden voor reeds zoo oud als gij mij nu meedeelt te zijn. Ik had U geschat op 20 à 22 jaar! Dat gij ‘In den strijd’ hebt begrepen doet mij bijzonder veel genoegen. Overigens ben ik het volkomen ééns met U, dat het een wenschelijke toestand zou zijn indien de menschen elkaar méér licht en liefde gaven en minder elkaar plaagden en sarden. Maar de menschen zijn nu eenmaal niet zoo. Misschien zal het U interesseeren te vernemen dat een theosoof, die toevallig mijn vorige correspondentie aan U onder de oogen kreeg, mij schreef hoezeer 't hem verheugde, dat ik U daarin had gewezen op het onmogelijke van op te treden tegen onrechtvaardigheid en geméénheid en tegen slechte menschen, alleen met ‘zachte’ woorden. - Hij haalde in zijn brief aan, den strijd der Transvalers, dien hij had meegemaakt, en herinnerde aan het door dit volk geleden onrecht waaraan heel de christelijke (?) wereld haar zegel heeft gehecht ten slotte, door te buigen en mooi weer te spelen voor Engelands almacht. - En, waar héél de menschenmaatschappij zóó dóór en dóór vervuild en verrot is, denkt gij daar heusch dat een paar ‘zachte’ en ‘lieve’ woorden in staat zijn
het verzet te prediken, en het kwaad te smoren?
Heimwee, dank ik zeer voor de uit Banjermasin ontvangen prentbriefkaart, en de vriendelijke daarop geschreven woorden aan mijn adres.
Mevr: B.P. geb: S. Ik hoop dat U zich hierin herkent? U geeft geen ps: op. Hartelijk verheugt het mij, dat U 't zoo ééns zijt met mijn stukje: O mocht ik Moeder zijn, en dat U dikwijls iets van mijn hand in de Lelie vindt, waarmede U het ééns zijt. - Als ik 't goed raad, zijt U de moeder van een mijner correspondenten, en woont deze bij U in? - Vriendelijk dank voor Uw brief.
Mevr: W.S. geb: G. Aan U kan ik bijna 't zelfde schrijven, als hierboven staat aan mevr: B.P. geb: S. 't Verheugt mij zelf altijd zoo zéér, als getrouwde vrouwen 't met mij ééns zijn, óók omdat zij uit den aard der zaak in eigen kring een grooteren invloed hebben dan de ongetrouwde. Uw goed voorbeeld werkt daarom zoovéél uit. Met Uw ‘teeken van instemming’ hebt U mij dan ook oprecht verheugd.
Bella. - Dat gij mij zoo vertrouwt, en zooveel van U zelve vertelt kan ik slechts waardeeren, en dat doe ik ook van ganscher harte. Maar gij zult mij zeer veel genoegen doen, door mij te willen uitleggen wáárin ik U goed deed op dat punt door U behandeld in Uw opstel. Ik wil dat héél graag van U weten, vooral-óók omdat gijzelve mij nog meer opstellen hierover toezegt, die ik echter nog niet ontving. Als ik U helpen kan, wil ik 't zoo gaarne, daarom zal ik gráág hierover méér vernemen. - Ja, dat Uw slechte ervaringen, gelukkig voor U, nog niet zoo heel vele zijn, zal meen ik wel een beetje liggen aan Uw nog zoo kort leven, (gij deelt mij Uw aantal levenjaren mee). Toch brengt Uw positie méé, dat gij de wereld jong zult leeren kennen. Ik durf, na het weinige dat ik van Uw werk gezien heb, U nog niet voorspiegelingen dat gij er mede zult verdienen Of er ‘iets goeds’ in is, klinkt zoo vaag. Om te verdienen, zóó dat het geldzorgen verlicht, moet werk van literairen aard goed zijn. En ik kan U niet aanraden neven Uw betrekking en bij Uw zwakke gezondheid Uw krachten te versnipperen. Ik vrees dat gij dan méér tijd verkwist, dan gij vergoed krijgen zult door geldwinst. Vergeet niet dat tijd geld is voor werkende vrouwen. Zend mij in elk geval wat méér ter beoordeeling. Ik ben hartelijk blij dat mijn waarheidsliefde U bevalt, en ik zal mijn best doen U eerlijk en naar mijn beste weten te raden. Te veel moeite U te helpen zal 't mij niet gauw zijn.
Lúctor. Wilt gij mij eens meedeelen bij gelegenheid, of die bewuste verandering van abonnement in orde kwam?
Mevr: W. F - D. Ingez: stukken worden terstond na weigering vernietigd. Het Uwe is dus reeds lang verscheurd.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
Sluiting red: ged: