dat ik U zoo heel lang liet wachten. Toch is dat geen onwil. Ja; lichaamslijden vind ik-ook zoo wreed in de Schepping. Waarom kan de dood niet mooi, kort, inééns komen? Kent gij het mooie vers van Heine niet? Dat vind ik zoo waar gevoeld:
Die Söhne des Glückes beneid ich nicht
Ob ihrem Leben; - beneiden
Will ich sie nur ob ihrem Tod
Dem schmerzlos raschen Verscheiden.
Nie hatte Siechthum sie enstellt;
Sind Tote von guter Miene.
M.i. zijt gij op een dwaalspoor als gij gelooft in de mogelijkheid van Tolstoi's en Van Eeden's theorieën. Die zijn zéér fraai, maar onuitvoerbaar. De praktijk bewijst het. Zie toch rondom U! Ik voor mij vind het ziekelijke, op oppervlakkige hersenen berekende ideeën, waarvan de volgelingen het slachtoffer zijn; en dikwijls de leiders ten hunnen koste profiteeren. (Dit ziet niet op Tolstoi en Van Eeden-persoonlijk, maar op leiders in 't algemeen.)
- In verband met hetgeen juffr: Noordwal en ikzelve onlangs schreven over ‘wanhopige’ jonge meisjes wil ik Uw getuigenis hier overnemen. Het is geschreven lang vóór die artikelen, en stemt er mee overeen:
‘Ik ken meisjes, heele jonge meisjes, die met vervelend onverschillig gezicht naar hun dagelijksch werk gaan, die alles vervelend vinden, zich voor niets interesseeren dan voor hun eigen ik, en die door hun eigen vervelendheid het rondom zich vervelend maken. En zulken vinden zichzelf dan nog heel interessant, alsof “Weltschmerz” en “landerigheid” en “zich alleen gevoelen” etc., etc., niet zoo oud zijn als de schepping bijna. O, L.... is vol van zulke vervelende meisjes. En daarom schreef ik U indertijd, dat ik mannen vrij wat amusanter en interessanter vind, en daar blijf ik bij. Mijne beste vrienden hier heb ik onder mannen, met wien ik in een halfuur verder kom, dan den geheelen dag met een vrouw.’
Uw laatsten brief beantwoord ik na lezing van de bijdragen.
Armida. - Zooals gij reeds weet is Uw schets aangenomen. Is Uw vraag indertijd gepláátst in de Vragenbus? Ik weet mij niet meer te herinneren of die op ander papier was bijgevoegd in Uw brief? En uit Uw brief zelf is het niet duidelijk wat gij bedoelt. Vragen moeten eigenlijk direct worden dóórgezonden naar den uitgever. Maar ik-ook wil er mij wel mee belasten. - Uw vraag over de photo's in de Lelie is reeds door het vervolg beantwoord. Graag verneem ik eens van U wat er werd uit Uw plannen?
Huisvrouw. U moogt me gerust altijd Uw eerlijke meening schrijven, lieve mevrouw. Dat weet U reeds. U hebt mij wel niet overtuigd door Uw argumenten, integendeel ik vind zelfs dat die pleiten vóór mijn aanval, maar dat doet er niet toe. Het is een stukje dat de een zus vindt en de ander zoo. Vier brieven kreeg ik van adhaesie, waaronder twee uit uw eigen stad. U zijt de eenige die schrijft het er niet mee eens te zijn. Natuurlijk zullen er velen zijn die het óók afkeuren maar dit niet schrijven. Maar ‘Allen gefallen ist schwer.’ En wat Uw bezwaar betreft dat het verkeerd begrepen zal worden, beste mevrouw geloof mij, als U voor 't publiek schreef zou U allang weten dat ook de eenvoudigste en helderste dingen worden misverstaan door velen. Het publiek als geheel genomen leest - maar begrijpt niet. - Uzelf zegt dat U mij wèl begrijpt, en mij in den grond gelijk geeft. Welnu, ik kan toch maar alleen rekening houden met de mij begrijpende menschen. Tegenover de rest sta ik machteloos.
Van Keizer Wilhelm ben ik niet zoo'n bewonderaar als U 't schijnt te zijn. Die telegrammen-woede van hem links en rechts doet mij niet heel sympathiek aan. En hoe vindt U zijn houding tegenover president Krüger?
Wat Uw eersten brief betreft, die mevrouw-in-questie heeft inderdaad geen kinderen. Dat hebt U volkomen goed geraden. Om Uw brief over haar heb ik moeten lachen. Ik had een oogenblik grooten lust Uw naam er af te scheuren, en hem aan haar dóór te zenden opdat zij Uw meening onder de oogen kreeg. 't Zou misschien heel goed zijn geweest voor haar, als koud stortbad. Maar ik deed het natuurlijk niet.
Dat ik U een beetje kort antwoord, is omdat ik uit plaatsgebrek niet al te uitvoerig kan zijn. Daarom kwam ik ook niet met tegen-argumenten op Uw betoog over dat stukje. 't Zou dan al te uitvoerig worden, nietwaar? Ik zou U toch niet overtuigen. En de questie is zoo belangrijk niet! Als U maar overtuigd zijt dat ik zoo'n meeningsverschil, en een openhartigen brief erover nooit kwalijk neem. Dat zou ik dom en pedant beide vinden. - Vriendelijke groeten.
Phra. - Het stukje van mevrouw Phra heb ik aangenomen. Ik dank U zeer voor Uw ‘voorstelling’ van Uzelf, en van haar. Wat Uw beschouwing betreft over het Ingez: stuk van dien meneer, die was, wat de woordspeling met den naam betreft, heel amusant. Ofschoon iemand het niet helpen kan als hij een naam heeft die tot zoo iets aanleiding geeft. Wilt U er een Ingez: stukje over maken, dan zendt U het maar. Maar géén woordspelingen daarover in de Lelie. Dat zou niet fair zijn. - Heel veel dank voor Uw brief, die mij overigens een schrik bezorgde. Het postmerk namelijk riep mij een verschijning voor den geest van een met vurige oogen mij aanbliksemende juffrouw, die mij een zekeren woedenden, met allerzonderlingste en allerbeminnelijkste dreigementen doorspekten brief toezond, uit Uw schoone woonplaats. Sinds dien tijd ril en beef ik als ik dien poststempel zie op een brief. - Stel U dus voor welk een aangename verrassing de inhoud mij deze keer bezorgde! - Begrijpt U wat ik bedoel? - -
Gerrie. Gij hebt U niet vergist door te meenen, dat ik werkelijk oprecht belangstel in Uw wedervaren, of liever in dat Uwer ouders, met dat proces. Inderdaad, het is een vervelende geschiedenis; maar als gij zulk een goeden en vertrouwbaren advocaat hebt, dan ontbreekt het U tenminste niet aan den juisten rechtskundigen bijstand. Hij zal U dan zeker óók wel zeggen dat men, waar het zaken geldt, nooit moet rekenen op mondelinge afspraken en beloften, maar zich moet voorzien van een goed-opgemaakt, duidelijk, liefst onder rechtskundigen bijstand ontworpen contract. Niet alleen aan kwade trouw staat men nu eenmaal veel te veel bloot waar het mondelinge regelingen geldt, maar bovendien kunnen onverwachte sterfgevallen, enz., óók bij goede trouw van weerszijden, de grootste verwarring stichten, als er geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt. Ik wil heel graag eens van U vernemen of de zaak in Uw voordeel is beslist; of in dat van de tegenpartij. Dat hangt er zoo heelemaal van af of Uw vader zijn eerlijk goed-recht kan bewijzen. Processen echter zijn langdurige zaken waarvan 't einde niet gauw is te voorzien. 't Zal dus nog wel wat duren eer gij Uw lot weet. Intusschen ben ik blij dat Uw zuster is geslaagd met die bewuste zaak. Schrijf mij eens of zij wat succes heeft ermee. Gij zult mij wel dom vinden, maar ik heb nooit geweten wáár Uw woonplaats ligt, vóór gij mij in dezen brief ervan hebt gesproken, dat de zaak voor de Rechtbank te Tiel moet dienen. Ik kende alleen den naam van Uw woonplaats als Z. Hollandsch dorp, en wist volstrekt niet waar de plaats met den gelijkluidenden naam was te vinden.
Hartelijk gegroet.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
Sluiting red: ged: