schrijft behoeft zich niet te storen aan den door U gestelden eisch van ‘opbouwing.’ Er heerscht op dat punt zulk een begripsverwarring, dat ik U daarop nog eens weer wil. wijzen. Te meer, omdat wat den een ‘opbouwt,’ den ander ‘neerdrukt’ in novellen en romans.
Zie nagekomen corr.
Henny. - Daar er zulk een bepaalde reden is U terstond te antwoorden, laat ik U voorgaan boven de reeds afgedrukte correspondentie. Ik dank U recht hartelijk voor al Uw vriendelijke woorden, en ik kan U slechts herhalen wat ik schreef aan Moeke, ik ben innig blij wanneer ik met mijn raad of mijn oordeel op die wijze van dienst kan zijn, of een goeden invloed kan uitoefenen. - In Uw geval, lieve mevrouw, lijkt het mij eigenlijk hetzelfde te zijn, als in dat van Moeke. U hebt te kiezen tusschen twee plichten, of Uw man genoegen doen, en met hem uitgaan een paar maal in de week, of U geheel en al aan het kind wijden, en hem teleurstellen door thuisblijven. Maar in Uw geval vind ik de zaak moeilijker te beslissen dan in het hare, en omdat U schrijft van ‘een paar maal in de week’, en omdat U daarbij eenige uren-lang van huis zijt, en omdat Uw kindje veel kleiner is dan dat van Moeke. Mag ik dus beginnen, met U te vertellen wat ik weet van een Moeder-zelve, die nu reeds lang haar zilveren bruiloft achter den rug heeft, en wier echt-huwelijks geluk met haar man mij steeds evenveel eerbied als sympathie afdwingt. Deze dame vertelde mij eens dat zij, heel-jong getrouwd-zijnde, al heel vroeg ‘in de kleine kinderen zat.’ Ze wilde hen niet graag 's avonds alleen laten; ze was het liefst thuis. (Ze was rijk, en had geld genoeg voor kinderjuffrouwen en verpleegsters). Maar omgekeerd wou ze ook niet dat haar man zich om harentwille aan alle gezelligheid onttrok; (ze woonden toen in kleinere plaatsen, waar zijn positie en betrekking vanzelf meebracht dat ze overal gevraagd werden.) En daarom vond zij het prettig, als hij nu en dan zonder haar een dineetje bezocht, of zonder haar uitging wanneer hij daartoe lust gevoelde. Op die wijze behield ieder zijn vrijheid en, juist omdat zij veel van elkaar hielden, hadden ze elkaar zoo noodig dat zij
daarbij niet van elkaar vervreemden. Mij lijkt dat óók de meest ideale toestand. Mij dunkt, een man met een druk leven heeft wel eens behoefte, vooral als hij nog jong is, om zich te verfrisschen met een uitgang naar een comedie of een concert of een gezellig partijtje. En als zijn vrouw en kinderen gezond zijn, waarom zou hij ze dan niet eens een paar avonden alleen laten voor een of ander geoorloofd genoegen, wanneer die kinderen nog zoo klein zijn, dat de moeder eigenlijk haar plicht verzaakt door met hem het huis te verlaten. Ik kan mij best begrijpen, dat de moeder in zoo'n geval wel eens lust heeft om mee uit te gaan, (al houdt ze ook heel-eerlijk veel van haar kinderen), zoodat het thuisblijven voor haar een teleurstelling is. Maar zijn aan het moederschap dan niet evengoed lasten en moeiten en plichten verbonden, als aan elke andere levensvreugde?
Ik beschouw dat zóo. De man moet overdag zijn plicht doen. Hij-ook zal dan wel eens geen lust hebben daaraan, en misschien liever thuisblijven luieren, of gaan wandelen met zijn vrouw. Maar als hij een goed huisvader is, dan doet hij zijn dagwerk, lust of geen lust. En zoo heeft de huismoeder óók haar plichten, lust of geen lust. En m.i. behoort tot die plichten zeer zeker: het 's avonds thuisblijven bij nog zoo kleine-kinderen, dat ze 't niet-eens kunnen oververtellen als ze slecht-verzorgd zijn door de bij hen achtergelaten bediening. (Ik spreek niet eens van kwade-trouw, maar alleen van gemakzucht, van verkeerde voeding, uit dwaze denkbeelden of om 't kind gauw zoet te krijgen, van bang maken, enz., enz.).
Echter, 't geval kan zich vóórdoen - en U schrijft dat dit het Uwe is - dat de man zijn vrouw wil meehebben, en zegt: anders blijf ik-óók thuis. - In zoo'n geval nu, lieve mevrouw, geloof ik zeer zeker dat ik mijn mans wil en verlangen zou stellen boven den mijnen van thuis-blijven; omdat ik uit liefde tot hem zeer zeker zou toegeven. -
Ik zou dan overdag, en op alle mogelijke manieren, goedmaken aan het kind, wat ik die paar avonden noodgedrongen moest te kort schieten; door het nooit uit egoisme van eigen-genot-najagen alleen te laten. En ik geloof dat ik dáárin een voldoende zekerheid zou vinden, dat ik ook aan mijn kind wel mijn plicht deed. Een man heeft zijn kind nu eenmaal anders lief, dan een vrouw het liefheeft. Alle mannenliefde is anders dan vrouwenliefde. Daarom zou ik 't waarschijnlijk vinden, als de liefde van mijn man voor mijzelve, en voor het kind-ook, ging verminderen door een voortdurend-weigeren zijner billijke wenschen. - Ik houd dat dáárom voor waarschijklijk, omdat een man altijd egoist blijft, ook in zijn liefde, zoodat hij zich zulk een in-het-kind opgaan nooit heelemaal zal kunnen indenken. -
De heele questie komt er voor mijn gevoel op neer: Doet U het heelemaal om Uw man? Zoo ja, dan moet U m.i. méégaan. - Voor mij zelf zou ik dan niet aarzelen. Ik ben stellig-zeker, dat een vrouw die liefheeft zich weet te verdeelen tusschen man en kind. Verdeelen blijft het maar wie het kan zal daardoor óók weten te vormen den band tusschen vader en kinderen, zal worden het middelpunt waarom het heele gezin zich beweegt, het middelpunt dat onmisbaar is en voor den vader en voor de kinderen. - lk heb iemand gekend, die, onder het schoonschijnend motto: Ik doe het voor mijn man, 's avonds, avond aan avond, in de comedie zat of op concerten. In de eerste plaats loog zij dit reeds, want ze ging voor haar eigen plezier. (Want ze deed het óók als hij ziek was, of op reis!) Maar bovendien was zij ook den ganschen dag (zonder haar man, die dan zijn werk had) op straat, bij alle pretjes, op alle visites, en nooit bij haar kleine kinderen; zelfs niet als die ziek waren. Dit mensch bewees daarmee dat ze loog, met haar schoonschijnende phrase; want, als het waar geweest ware, dan had zij zich natuurlijk den ganschen dag te ijveriger aan haar kinderen gewijd, om daardoor haar 's avonds-uitgaan goed te maken. -
Ik hoop dat ik U een beetje steun heb kunnen geven.
Dat U een kind hebt verloren, is natuurlijk een reden tot dubbelen angst. Maar zóó iets staat buiten Uw macht. Ook bij de grootste voorzichtigheid en zorg kan men toch nooit ziekte en dood voorkomen. - Ik weet een geval, van een moedertje die, na de geboorte van haar kind, in 't geheel niet uitgaan wilde, omdat zij 't geen oogenblik durfde verlaten. Het kind was zoo gezond en flink mogelijk, maar het duurde maanden vóór haar man haar kon overhalen voor een kleine wandeling samen. Toen ze thuiskwamen, had de kindermeid het kind laten vallen! De dokter kon er niets meer aan doen. 's Avonds was het dood!
Zulke gevallen bewijzen dat zelfs alle toewijding en liefde het ‘Noodlot,’ of ‘Godswil,’ (al naar gelang men 't noemen wil), niet kunnen voorkomen of tegenhouden. Daarom komt het er maar op aan, of men zijn plicht zoo goed mogelijk doet, de uitkomst ligt toch buiten onze eigen macht. Maar ik herhaal, als ik zie hoe zulke moeders als U, Uw kinderen moeten missen, terwijl de onverschilligen en gewetenloozen ze dikwijls, ondanks alle onvoorzichtigheid, behouden, dan vind ik 't onmogelijk te gelooven in een ‘Voorzienigheid’; en ik voor mij vind dat die ‘Voorzienigheid’ de beklagenswaardige kinderen van zulke egoiste moeders maar liever hoe eer hoe beter tot zich moest nemen.
Ik eindig met U hartelijk te danken voor Uw lieven, vertrouwelijken brief, en U te vertellen dat U, ondanks Uw verlies, toch blijkbaar benijdenswaardig gelukkig zijt. Enfin, dat zijt U-zelve met mij eens. Van ganscher harte alles goeds verder. Ik hoop daarvan ter zijner tijd van U te vernemen?
Anga. Uw vertaling nam ik aan. Een kort opstel over het door U bedoelde onderwerp kan ik plaatsen.
Ro. Dat Uw stukjes minder gauw geplaatst worden, komt omdat er nu véél goed werk is, en minder plaats dan vroeger voor schetsjes als de Uwe. Dank voor Uw vriendelijk nieuwjaarschrijven. ‘Misverstanden’, beste Ro, bestaan heusch altijd alleen in Uw vindingrijk hoofd, want ik heb nog nooit iets tegen U gehad, of eenige onvriendelijkheid jegens U gevoeld. - Ik heb U al méér gevraagd U dat