Correspondentie van de redactie met de abonnés
Armida. - Daar gij al eens boos op mij zijt geweest, vrees ik dat mijn lang stilzwijgen U misschien opnieuw verdrietig tegen mij heeft gestemd. Dat zou mij erg spijten, want ik waardeer Uw prettigen, open brief, die vóór me ligt, ten zeerste. - ‘Behoefte iets te schrijven’ voelen, geloof ik, de meeste tegenwoordige jonge-meisjes. Ik schrijf dat daaraan toe, dat wij, de hedendaagsche generatie, zoo gewoon zijn geraakt in ons zelf te pluizen, ons zelf te ontleden, te bekijken. En zoo is dan de verzoeking om al die gedachten en gewaarwordingen onder woorden te brengen, in een Dagboek of Novelle, voor de hand liggend. - Ik kan mij best begrijpen dat gij 't ‘vreeselijk vindt’ Uw werk naar den uitgever te zenden ter beoordeeling; dien tegenzin van U kan ik mij veel beter begrijpen, dan de taaie volharding waarmede de meeste menschen van den eenen uitgever naar den anderen wandelen, overal hun werk terug-ontvangend, met dikwijls alles behalve vleiende opmerkingen. - Mij lijkt dat een alleronaangenaamst iets. Ofschoon ik gaarne toegeef, dat heel-vele talentvolle auteurs door dien zuren appel moeten heenbijten, om hun soms werkelijk zeer-goeden arbeid eindelijk gedrukt te zien... Niet iedereen vindt dadelijk ‘the right man on the right place. (De rechte man op de rechte plaats). - Dat Uw angst in dit opzicht voortkomt uit “bescheidenheid”’, geloof ik niet. Ik geloof veeleer uit een soort trots. Maar ik voor mij vind dit een zeer geoorloofde soort van trots.
- - Weet gij wat mij zoo trof als wáárheid in Uw brief: Uw opmerking dat gij mij ‘benijdt’ om het vele dat ik heb doorgemaakt. ‘Omdat een emotieloos leven U zoo banaal en onbeteekenend voorkomt.’ - Gij slaat daar m.i. den spijker op den kop. - Het is de emotieloosheid der meeste vrouwenlevens (van ongehuwde juffers), die hen drijft zich op het feminisme te werpen om een rolletje te spelen, en zoo verlost te worden van hun verveling. En ik voor mij erken volmondig, dat daarin inderdaad een reden is om meelijden met al deze misdeelden te hebben... Inderdaad, 't is better to have loved and lost, than never to have loved at all (Het is beter te hebben liefgehad en te hebben verloren, dan mimmer te hebben liefgehad). Deze woorden van Tennyson zijn wáár in den ruimsten zin. En al zoudt gij vermoedelijk mij niet ‘benijden’ om menig heel bitter leed dat ik heb doorgemaakt, en om menige vroege ontgoocheling die mij voor altijd geleerd heeft hoe weinig de menschen in den grond waard zijn, ik begrijp toch heel goed wat gij meent. Ik kan U navoelen als ik thans zie op sommige mijner tijdgenooten, die nimmer hebben geleefd, die geen emoties van groote smart of werkelijken levensernst hebben doorgemaakt, en met wien ik, alles saamgenomen, geenszins zou willen ruilen.
- - - Ik heb erg moeten lachen om den indruk dien gij van mijn portret (welk weet ik niet) hebt gekregen. Die indruk lijkt mij heel onjuist De karaktertrek dien gij mij in zoo sterke mate toekent, bezit ik zoo heelemaal niet.... En dan Uw antipathie tegen dien bewusten auteur in de Lelie! Gij hebt die antipathie met een andere dame, die zelve erin schrijft, gemeen! - - Ik zie aan 't slot van Uw brief, dat gij nieuwsgierig zijt of ik door Uw brief een antipathie tegen U kreeg? - Naar ik hoop zult gij mij gelooven, indien ik U verzeker dat het tegendeel het geval is; vooral omdat ik U zoo eerlijk voor Uzelve vind, en omdat die boven-besproken opmerking, dat gij mij ‘benijdt’ om de emoties die ik heb doorgemaakt, getuigt van zelfkennis. - Als gij mij nog eens weer schrijft, zult gij mij stellig genoegen doen. -
M. van de Zee. - Ik begrijp best dat de inhoud dier versjes voor Uzelve niet onbeduidend is, omdat gij dien inhoud hebt beleefd. Mijn bedoeling was slechts dat de vorm, de inkleeding, nog te veel de beginnershand verraadt. En datzelfde geldt óók voor het thans toegezonden gedichtje. Maar gij zijt nog jong genoeg om U in dat opzicht te verbeteren. En, als de drang naar scheppen zoo sterk in U is als gij schrijft in U brief, dan zult gij misschien nog inderdaad iets van wáárde tot stand brengen. - Neen, inderdaad, het is niet noodig dat gij en ik altijd alles eens moeten zijn. - Ik zou denken, bij zulk een leeftijd-verschil, kan dat niet eenmaal. - Ik kan mij altijd veel beter voorstellen dat ouderen dan ik 't met mij eens zijn, dan omgekeerd. - Als gij mij opnieuw schrijven wilt, zal 't mij recht aangenaam zijn meer van U te hooren. - Ik ben blij dat de Lelie in Uw smaak valt. - Als het eenigszins mogelijk is, zal ik trachten Uw stukje niet al te lang te laten liggen. -
L.W.v.R. - Lieve mevrouw, U hebt mij zoo vriendelijk geschreven over de Lelie en over mijn werk, dat ik U met een paar woorden hartelijk wil danken. Want het doet mij natuurlijk recht veel genoegen, als mijn lezeressen en lezers sympathie voor het Blad gaan voelen. Dat maakt het werk zooveel lichter en aangenamer. - Ik durf Uw brief niet in bijzonderheden beantwoorden, omdat ik afleid uit Uw zinsnede: ‘Ik neem geen deel aan de correspondentie’, dat U dit misschien niet aangenaam zou zijn. - Daarom alleen: nogmaals veel dank. - - Het bewuste handschrift is dóórgezonden! -
Kitty bij Breda. Zooals gij gezien zult hebben, waart gij voorbarig in Uw meening dat de bekroonde wedstrijd-