Nagekomen Correspondentie.
Mej. B.M.I.M. te 's H. Het is geenzins mijn bedoeling die persoon ‘belachelijk’ te maken, wèl met nadruk te wijzen op het hoogst-oppervlakkige en daardoor hóógst-gevaarlijke van haar artikeltje. Waar het een zóó ernstige en alles behéérschende levensquestie geldt, kan men dit niet te dikwijls doen. En bovendien heeft elke brief evenveel recht op beantwoording. Dat er over dit ééne zelfde punt dus zoovéél geschreven wordt, bewijst dit alléén te méér, dat iedereen diep doordrongen is van den ernst en de beteekenis dezer door de bewuste dame zoo oppervlakkig behandelde levensquestie.
Indien er hier sprake is geweest van ‘belachelijkheid’ voor haar, dan komt dat, tot mijn leedwezen, alléén door de schuld der dame-zelve; die zichzelve belachelijk maákte, door haar dwaas, oppervlakkig geschrijf over iets waarvan ze, in den aanhef van haar betoog, zegt er-zelve niets van te weten. - Ik herhaal u nogmaals, ik denk er niet aan haar persoon ‘belachelijk’ te maken. Daarvoor vind ik het onderwerp, dat zij belachelijk-dwaas behandelde, véél te droevig-ernstig.
L.B. te E. dank ik hartelijk voor de mooie bloemen.
L.H. te 's H. Eveneens véél dank voor de rozen.
Aman. - Terwijl ik met de drukproeven bezig ben, krijg ik Uw prachtige bloemen. Ik lag heden ongesteld te bed, zoodat zij op een héérlijk oogenblik kwamen. Daardoor had ik U in géén geval heden kunnen ontvangen. Hartelijk dank.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
Sluiting red: ged: