Nagekomen Correspondentie.
Regina. Uw tweeden brief ontving ik toen de corr: aan U reeds was afgedrukt. Ik dank U heel hartelijk, en beantwoord hem nog afzonderlijk in een nieuwe corr. Er is echter geen sprake van, dat gij mij óók maar eenigszins zoudt hebben verdriet gedaan door mij dat ter lezing toe te zenden. Ik begrijp héél goed Uw vriendelijke bedoeling ermee.
Jannie. De corr: aan U was reeds afgedrukt, toen ik Uw tweeden brief ontving. Gedeeltelijk is dus de inhoud van de corr: overbodig geworden.
H.v.W. Juist was de corr: aan U ter perse, toen ik Uw brief ontving. Gij vindt dien dus bijna geheel beantwoord in dit nommer. Het door U bedoelde staat, meen ik, in Miserere, maar ik zal het voor U opzoeken, en het U opgeven.
Bulo. Ik ontving heden Uw ingez: stukjes; maar ik wil die om het hatelijke erin liever niet plaatsen. Ik ben het, wat no. I betreft, in de zaak geheel met U eens, dat dergelijke betrekkingen te laag gehonoreerd worden. Maar maak er dan een méér algemeene beschouwing van, en niet iets zoo persoonlijks.
Ook no. II komt mij, in dézen vorm, meer voor een hatelijkheid te zijn, dan een gestelde vraag.
Een dankbare Lelie-abonnée. - Ik ben heel gevoelig aan het onthouden van den datum, en waardeer het ontvangen geschenk ten zéérste.
Edzarda. - Uw tweeden brief ontving ik, toen de zaak zich reeds had opgehelderd; zoodat ik U daarover juist had willen schrijven in de volgende corr: Ik had namelijk noch Uw stukje, noch de andere, die in mijn afwezigheid kwamen, reeds gelezen, en kende dientengevolge nog niet den titel van Uw bijdrage. Nu zag ik dezer dagen die manuscripten eens door, en begreep toen dat er met U een misverstand heeft plaats gehad. Uw ‘teleurstelling’ is dus nog voorbarig. Dank voor den brief, dien ik in zijn geheel in de volgende corr: beantwoord.
J.B. Aan uw verzoek wil ik met alle mogelijke genoegen voldoen; in dit of het daaraanvolgende nummer. Er is niets geen bezwaar tegen dat uw naam daarbij wordt verzwegen in het blad.
Eseriës. - Het is heel eerlijk dat gij mij nog waarschuwt bijtijds. 't Spijt mij bijzonder om U, daar gij de bekroonde wààrt. Ik had dit juist denzelfden dag beslist, toen uw brief kwam. Van nu af kunt gij weer meedingen; omdat de nieuwe jaargang is begonnen.
Bij mij is bezorgd door de post een nummer der Holl. Lelie (No. 4, van 22 Juli,) bevattend het Hoofdartikel over Jongelui leven, van mijn hand; welk nummer géén adres heeft. Er staat alleen met potlood op: ‘Weekbl. Holl. Lelie’. De afzendster (of afzender) heeft vermoedelijk het adres vergeten, en de post bezorgde het dus bij de red. terug. Hij of zij, die het afzond, weet dus hiermee, dat het Blad niet zijn rechte bestemming bereikte.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.