genoeg heeft, die leve dan ook alleen voor zich-zelf, ongetrouwd. Maar wie zich geeft, zich belooft, haar lichaam en ziel den man schenkt, die heeft geen recht achterna te praten van ‘zelfbehoud’, van ‘slavin in 't huishouden’, enz., enz.! - Het zijn de ongelukkig-getrouwde vrouwen die zelve in dezen hunnen plicht te kort schieten, welke zich daarover wreken door op te treden als leidsters der emancipatie! Zie maar om U heen naar de namen der leidsters van vrouwenblaadjes, en der auteurs van feministische boeken. En neven hen, zijn het eenige zure, mannenhatende oudevrijsters, die meedoen, achter de gescheiden-vrouwen aandraven! De normale, gelukkig-getrouwde vrouw (en ik geloof dat deze nog lang niet altijd zoo'n hooge liefde koestert, want ‘hooge liefde’ is altijd uitzondering), zal U gelijk geven in Uw opvatting, die de natuurlijke en wáre is.
Het ‘lesje’ dat ik U door dat stukje gaf, was anders dunkt mij voor U niet noodig. Gij hebt mij den vorigen keer zoo flink en eerlijk over Uzelve geschreven, dat er geloof ik al heel weinig valsche-schaamte in U zit. Wat mijn verblijf in Schotland betreft, wel, ik heb het weleens betreurd dat ik, als eenig-dochtertje, niet heel veel geléérd had op die punten, en ik was dolblij dat ik al die huishoudelijke kleinigheden op die wijze later heb aangeleerd. Zoo had ik b.v. nog nooit een bed opgemaakt, en ik hóór nog hoe hartelijk de hoofd-onderwijzeres moest lachen, toen ze toevallig ontdekte dat ik mijn legerstede dientengevolge op heel weinig doelmatige wijze spreidde, en zonder twijfel heel ongemakkelijk lag. Ze deed het mij toen voor, en ik was haar dankbaar voor haar vriendelijke hulp; en er was niets in om zich over ‘te schamen’. Trouwens, ik heb in het R.K. hospitaal in Bonn het allerminste en geringste keuken- en ander werk zien verrichten door vrouwen van de allerhoogste afkomst. Als die nobele vrouwen zich niet ‘schamen’, behoeven wij het óok niet te doen. - In gebrek aan geld is geen ‘schande’, en ook niet in eerlijken arbeid ervoor. Weet gij waarvoor ik mij schamen zou,... voor de valsche schaamte mijner eigen standgenooten, (die dikwijls allesbehalve rijk zijn). Ik was b.v. eens in pension met een jonge dame uit mijn eigen onmiddellijken kring, die beter hadde gedaan, zooals gij, een betrekking te kiezen in plaats van in pension te wonen tot last harer moeder, en zoekend een man om haar te onderhouden. Wel, dat meisje zag ik op een avond naar de opera gaan (ook al op een cadeau gegeven kaartje) met een prachtige sortie om. Een paar weken later toevallig met een harer familieleden dineerend, droeg deze dame hetzelfde stuk, en vertelde mij dat zij het voor dien opera-avond aan
haar nichtje had geleend (!) Ziet gij, daarvoor zou ik mij schamen, als ik dat meisje was! En ik vind het een treurig teeken van verval, dat dit gevoel van echt zelf-respect totaal verstikt, juist onder mijn eigen standgenooten. Die leenen b.v. oude-kanten van tantes, en leenen juweelen van nichten, waarmee ze zich oppronken bij feestelijke gelegenheden, huwelijken, enz., enz. Tot in de hoogste Engelsche aristocratie is het mode, te trouwen in een japon met geleende kanten gegarneerd, (hetgeen dan nog in de couranten wordt vermeld met ophef, als of 't iets bijzonders ware; ‘geleend door Lady Zoo en Zoo, tante van de bruid’ enz., enz.) Dergelijke verschijnselen zijn wel het beste bewijs, hoe de menschen valsche en gerechtvaardigde schaamte dooreenwarren.
Wilt gij mij nog eens schrijven wélk wedstrijd opstel gij bedoelt? - Ik heb een vermeld dat te kort was; maar zoo gevoelig van inhoud. Dat was een verhaal van een kind op school. Was dat het Uwe?
Meta. Uw gedachten over het al of niet belangrijke van de correspondentie, vindt ook gij beantwoord in mijn artikel aan al de abonnés. (Zie vorig nommer). - Dat gij niet altijd met alles instemt, is m.i. het beste bewijs dat er iets zit in den inhoud van het Blad. - Ik heb zoo'n hardgrondigen hekel aan de gewone vrouwenblaadjes, wier eenige ‘richting’ bestaat uit ‘admiration mutuelle.’ Zij hebben drie of vier onderwerpen waarover ze 't allemaal onderling eens zijn: alcohol-onthouding, vrouwenkiesrecht, ooievaarsquestie, prostitutie. En alles wat daarover geschreven wordt in hun geest is per se heerlijk-mooi; en alles wat er tegen wordt geschreven deugt niet, of wordt liefst maar heelemaal doodgezwegen! En week op week gaat op die wijze 't geleuter vóórt! - Ja ‘Geldzorgen’ kunnen helaas de meeste menschen nàvoelen. Het ‘spook’ schijnt volstrekt niet op de vlucht gegaan door het te kaak stellen zijner ‘spookachtigheid’ in Lente! M.i. is dat heele artikeltje, in zijn droevige oppervlakkigheid, een schitterend voorbeeld van het te-goeder-trouw onwaar-doen der moderne-vrouwen. Een wáárheid, een vreeselijke onafwijsbare wáárheid noemen ze gemakshalve: ‘Een spook der verbeelding!’ Dáártegen gaan ze dan te velde trekken, en.... klaar is Kees! Precies op dezelfde wijze doen ze met alle andere ernstige waarheden in het lot der vrouw. B.v. dat haar aanleg anders is dan die van den man, dat haar gevoelsleven sterker is ontwikkeld, dat ze een slachtoffer is der natuur, dat ze (zie het boek van dr: Möbius ‘Over de Physiologische minderheid der Vrouw’) in één woord met geheel andere moeilijkheden heeft te strijden dan de man, omdat haar ziel en haar lichaam anders is dan 't zijne en omdat haar bestemming
is, vóór alles, gade en moeder te wezen, al deze wáárheden worden voorgesteld als ‘spoken’ die men op de vlucht kan jagen met artikeltjes in ‘Lente’ en in ‘De Vrouw’, en wat dies meer zij. Maar, evenmin als grijnzende geldzorgen, laten zich deze ‘spoken’ zoo gemakkelijk verjagen door onzin van dien aard. En daarom zij en blijve het een eerste plicht der Holl: Lelie: voortdurend te waarschuwen voor begripsverwarring van vreeselijke waarheden met ‘spoken’. De laatsten gaan misschien inderdaad voor de Lente-artikeltjes op de vlucht, maar de éérsten zeker niet. - Ja, dat U 't ‘gezeur’ in ‘de Vrouw’ over de Ooievaarsquestie verveelt, verwondert mij niet; en Uw mededeeling dat ook in Uw ouderlijk huis nimmer sprake was van een ooievaar die de kinderen bracht, stemt geheel overeen met de getuigenissen die ik, dagelijks bijna, ontvang van allerlei oude en jonge menschen. M.i. is het tegenwoordige: N.v.K. systeem, gerugsteund door de geheele opvoeding onzer dagen, het beste middel om natuurlijke en eenvoudige kinderen onwaar en onrein te maken. - Wat Uw laatste bewering betreft vergeet gij vermoedelijk dat ik in de Holl: Lelie geheel en al met mijn eigen persoon en denkwijze voor het publiek sta, terwijl ik in mijn verdichte boeken een auteur blijf Voor elk woord en elke overtuiging die ik uitspreek als redactrice der Holl: Lelie heb ik de volle verantwoordelijkheid te dragen; in een verdicht verhaal spreken verschillende personen en karakters, doen zich verschillende toestanden en gebeurtenissen voor, die allen verdicht zijn, waar het roman of novelle-vorm geldt.
Boven Uw stukje heb ik geschreven: ‘Droog’. De onbeduidende inhoud wordt niet vergoed door een boeienden verhaaltrant. In zoo'n geval, van een schetsje dat niet eens een eigenlijke kern bezit, moet de pakkende, vlugge, of aangrijpende vorm alles redden. En dat is bij U niet voldoende het geval. Ziedaar mijn eerlijke meening.
Martha. - Uw brief was mij een welkome verrassing. Uw stukje plaatste ik indertijd met veel genoegen, maar, daar ik nooit meer iets van U vernam, had ik U in gedachten geschrapt van de lijst dergenen die belangstelden in de nieuwe Lelie, onder mijn redactie. En nu is het mij dus een recht welkome verrassing, te hooren dat niet alleen gij, maar ook Uw man, haar met zooveel ingenomenheid leest. - Daarentegen spijt het mij te vernemen van de treurige reden die U zoolang weerhieldt te schrijven, en ik hoop hartelijk dat gij nu geheel hersteld zijt. - Betreffende Uw instemming met de ooievaarsquestie, verwijs ik U naar de vorige corr: aan Meta. Ik zou Uw bladzijde daarover wel willen overnemen; maar ik zou dan wel aan den gang kunnen blijven; want ik krijg telkens zulke betuigingen van instemming. Toch neem ik deze regels woordelijk van U over, omdat ze ook mijn vaste overtuiging uitspreken: ‘Wanneer men kleinen kinderen alles gaat vertellen, zullen ze er niets van begrijpen, en er dus van allerlei vreemde dingen achter zoeken, die nu juist niet zoo heel kiesch zijn.’
Ik voor mij geloof dat, ook op dien grond omdat men kleinen kinderen geen begrip kan bijbrengen van die geheimzinnige vereeniging van zinnelijke en ziels-gevoelens, die toch eigenlijk liefde is. - Dus zal het kind alleen