Het Hernhutsche nachtegaaltje in eene vrolyke luim(1757)–Anoniem Hernhutsche nachtegaaltje in eene vrolyke luim, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] De geschikte vrolykäard. Toon: Cloris lief uw schone oogen. 1. Wyfje, 'k wouw je wel reis zoenen; Maar je ziet me noch zoo kwaad, Of je my de huid wouwd boenen, Met de beezem die daar staat; 'k Weet wel 'k heb het wat verbrust, Maar, myn Engel wees gerust, 'k Zal nooit weer tot 's morgens vroeg Blyven zuipen in de kroeg. 2. Geldverkwister, hoerenjager, Nachtrinkinker, dronke beest, Valschespeelder, wyvenplager, Waar ben jy nu weêr geweest? 'k Wouw wel luizebosch dat jy Op de Buitenplaats aan 't Y Hoog en droog te kyken zat Op een stoeltje zonder mat. [pagina 154] [p. 154] 3. Vrouwtje lief, gy doet my zuchten, Omdat jy me noch zoo scheld. Meid, wy hadden zulke kluchten Dubbelwaard te zyn verteld. 'k Wenschte tienmaal in myn geest, Dat jy by my waard geweest; Want jy had je loof ik schier, Slap gelagchen om 't plaizier. 4. Lichtmis, 'k vraag of jy zult zwygen, 'k Hoor geen nachtrinkinkers praat, 'k Zal dien beezem aanstonds krygen Zo je niet aan 't werken gaat. Allerliefste lieve wyf, 'k Houw zoo veel noch van myn lyf, Dat ik liever heen ga kind, Tot jy beter bent gezint. Vorige Volgende