Het Hernhutsche nachtegaaltje in eene vrolyke luim(1757)–Anoniem Hernhutsche nachtegaaltje in eene vrolyke luim, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Liefdens vermoogen. Toon: 't Schermschool. 1. Al wat 'er leefd, dat schynt tot min genegen: Al wat 'er zweefd, voeld zich door min bewegen: Groot en klein, ja ouden en ook jongen, Een ieder word, een ieder word Door 't liefdevuur besprongen. 2. Ryk en arm en hoge en lage staten, Wie dat het zy, vermag geen min te haten: Daar is geen Vorst, geen Burger, Heer of Kinkel, Geen Bedelaar, geen Bedelaar, Op pryst de minnewinkel. 3. Zie hoe 't Gediert' ook voor de min moet buigen, Dat kan ik van den Oliphant getuigen Tot aan den Luis, en 't allerkleinste Miertje; Een ieder zoekt, een ieder zoekt Met vlyt zyn wyfs sousiertje. [pagina 10] [p. 10] 4. 'k Zie in de lugt veel duizend vogels zweven, Doch geen van hen kan zonder liefde leven; Zelfs zoekt de Mos, de Koddenaar en 't Sysje, Toe d' Arend toe, tot d' Arend toe, Zyn Egaê's paradysje. 5. Wie ziet de min, in Nerëus waterzalen, Niet in de visch op 't luisterryste pralen? 'k Bid zie maar eens allenig tot een staaltje, De Wallevisch, de Wallevisch, De Spiering en 't Garnaaltje. 6. 'k Zwyg van 't Geboomt', van Kruiden en van Bloemen, Daar ieder kan op 't hoogst' de min in roemen; Want alles is tot kwekinge genegen; Ik voel daarom, ik voel daarom My ook tot min bewegen. Vorige Volgende