Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XI. Stem: La Duchesse. MAria Spiegel heel volmaeckt, O wonder-werck! uyt duysent uytgelesen, Waer in Godts wesen, En sijn schoonheyt blaeckt. Een Maeght begaeft om na sijn welbehagen Met recht, en eer Godts Moeders naem te dragen. Een Moeder haren Soon gelijck in schoonigheyt: Een Soon die aen sijn Moeder wijst eerbiedigheyt. Maria, ende Jesus, Soon en Moeder uytverkoren, Reyn Spiegel, ȩn reyn Beeldt Ons al ten toon gestelt. [pagina 165] [p. 165] Hoe schoon zijt gy Maria Maeght? Als Chrystallijn, een Spiegel reyn der vrouwen: U te aenschouwen d'Engels al behaeght. Nu voor den throon der Godtheyt hoog verheven, Daer Godts beeldt als een Son schijnt in te leven, En Cherubins eerbieding' boogen voor den Heer, De Seraphins hem singen altijdt lof, en eer, et al de Engels scharen, die aen Jesus, en Maria, Aen Moeder, en aen Soon Brengen de Lauwer-kroon. Uw deught Maria moet ons sijn Een Spiegel-beeldt; uw heyligheyt van leven Sal in ons geven [pagina 166] [p. 166] Strael van Sonne-schijn. Maeckt dat wy all' ons zeden na u setten, En door uw glans op ons mismaecktheyt letten, Tot dat wy uyt den grondt der sonden opgehaelt Eens schoon verschijnen, daer die Son der Godtheyt strae By u, ô reyne Maeght, en suyver Spiegel van Godts wesen Dan sullen wy met sanck U geven lof, en danck. Vorige Volgende