Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] VII. 't Eeuwig Woordt vleesch geworden, ende on ons woonende. Stem: Ensin avecque vos chaleurs. O Heer! wat is den mensch u waerd, Die den Hemel laet, en komt leven opder Aerd? Het schijnt al u vermaeck, en sin Dus met ons hier te leven vol van soete min. Jesu, Godts eeuwig Woordt, en Soon, Hoe moogdy tot ons dalen uyt uws Vaders Throon Daer soo veel duysent t'uwer eer Sich ten dienst neder buygen voor u Godt, en Heer [pagina 93] [p. 93] Heeft u, den Mensch dan soo verleydt, u hert gerooft, dat gy soo nôo van hem scheydt? Die u soo menig leedt en spijt t uyt haet toegedragen, hem noch minsaem zijt. Wast doch, niet al genoug, en wel, en dertig jaer in ons vleesch, Emmanuel, Hier soo verdruckt in smert, en pijn ondanckbare menschen kleyn geacht te zijn? O Mensch, dit acht iek noch al niet, ick vleesch en bloed, en my heel te pandt en liet. Neemt dan, en eet mijn vleesch, en bloedt; hy in u mag woonen, die uw ziele voedt. Vorige Volgende