Helikon. Jaargang 4(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] Un pur O onvoorziene dag van hulpeloos En onbewimpeld zich bekennen, dat Al 't staag en trotsch versmaden van bezit Zoo luttel heeft gebaat! Ik heb genoeg Van denken en 't abstracte. Schoon genoeg Van nooit te koopen, steeds te huren of Te leenen; o, genoeg van 't eeuwig wonen Op 'n achterbuurtsche bovenkamer! God, Wat baatte mij het stugge weig'ren van Al 't zinnelijk behagen? Misère! Hier sta ik, dwaas, en weet aan ziel en lijf Geen zin te geven - ik was te schuw, Te laf om bandeloos mij uit te leven! Verloren ging mijn lichaam door de straten, Langs de paden, door de velden - O, Vergeten had ik gansch, dat om te leven Men verwerven, ja, verdelgen moet! Vergeten, dat een ieder toch een vrouw, Dat is heur wil, heur vleesch, heur kind bezit. Vergeten, o, vergeten, dat de liefde Zelfs bezitten is! En zóo dan sta Ik dwaas, en weet aan dood noch leven zin Of smaak te geven - F.J.H. Lousberg. Vorige Volgende