Helikon. Jaargang 3
(1933)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
IINiet aan het eind der uitgemeten dagen
Of in der menschen onophoudlijk klagen
Gaat gij verloren, wereld, maar in mij
Wanneer uw stormen door mijn lichaam vlagen.
| |
IIIWaarom verlangt de zieke naar het leven
En de gezonde naar 't verlossend sneven?
Zijn in de wereld op- en ondergangen
Dan niet hetzelfde en voor ons om 't even?
| |
IVDe overmoed der waatren is zeer groot.
De heerschzucht van den storm is overgroot.
Maar grooter dan de macht van wind en wateren
Is van het kleine hart de groote nood.
| |
VOntzinde smart... wie heeft er medelijden?
Bezeten vreugde... wie zal zich verblijden?
Is hij niet wijzer, die in éénen glimlach
Zijn pijn en zijn verrukking kan belijden?
D.A.M. Binnendijk
|
|