Helikon. Jaargang 3(1933)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Vrijage in C-dur leven in Holland wordt somtijds obsessie, het dierbaar plekje grond verdraagt geen spot; helaas, ik ben een spotter van professie! en men bekijkt mij met een felle' aversie en houdt mij stekelig en liever zot. zeg letterkunde, lieve krullemie, ik ben uw lachende aanbidder, zie hoe ik u toelonk, schaamteloos, vermetel; met huid en haar ga ik straks in de ketel, gij neemt slechts treurwilgdichters op uw knie mijn facie is een stage blasfemie, want lach ik niet door al mijn liefdespijnen? de Muze zag mij 't liefste maar verdwijnen. mijn verzen tranen niet, wel potverdrie! schrei niet, mijn Muze'al is het nog zo bitter t'ervaren dat mijn liefde niet beklijft, en dat van mijn aanhanklikheid niets blijft dan rolberoerten en oranjebitter, en zeg verlicht aha, als deze vitter, de lach-maar-raak, de grove dat-en dit-ter uiteindlik in zijn dwaze lach verstijft. Leo van Breen Vorige Volgende