Helikon. Jaargang 3(1933)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] De roode vaan Van avond hing aan 't eind der laan, uit 't oude huis, een roode vaan. Ik vroeg mijn vader naar 't bedied van deze vlag: hij wist het niet. Ik vroeg mijn moeder en mijn broers, maar 't antwoord bleef vaag en platvloers. Toen ging ik aan het eind der laan onder de roode vane staan. Het rood werd warm, ik duchtte brand en sloeg alarm. Mijn klamme hand omklemde schuw de koopren schel van 't huis. Ik trok en 't huilde hel, als honden huilen in den nacht, wanneer men moord en brand verwacht. Nu stond de klapperende vaan op 't dak als een gekamde haan; de wind woei golvend door het rood, dat knetterde en vonken spoot. Dan trapte ik alle ruiten in; dat gaf het vuur slechts nieuw gewin. Het gierde en brulde door den bouw, dien ik de vlag ontnemen wou. [pagina 71] [p. 71] Ik wilde 't warme, vlammend rood en dan weer terug aan moeders schoot en weenen om het vreemd bedied dat zij niet wist en vader niet: die roode vlag aan 't eind der laan op 't oude huis: die vuren vaan. Alex Campaert Vorige Volgende