Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Dag van schoonheid De bot, die berst; de bij, die zoemt; De wind, die zotheid gaat vertellen: Wat men kortweg de Lente noemt, wat de aarde komt op stelten stellen; dat klotst nu alles door mijn kop, en 'k stak er wel een pluimken op, als ik maar niet zoo deftig was, zoo stijf in mijn gekleede-jas. Als ik den band maar los kon knoopen, nam ik u allen dubbelthoope, gij meiskes uit de stad, den stal, gij wijs als 't boek, gij dom als oordje, gij uit 't kasteel en gij uit 't poortje, en gij, o boom, en gras, en al, gij, witte, wandelende pater, gij paard, gij zon, gij wolk, gij water, en 'k danste midden in uw tas, als ik maar niet zoo deftig was. Richard Minne Vorige Volgende