Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] Maart Een Zondagavond. De eerste vogels fluiten Over de stilte van de grauwe stad, En een verlangen drijft mij weer naar buiten: Zucht naar een lente die ik nooit vergat. Vandaag heeft iedereen zijn heil gevonden: De burgerman, wandlend met vrouw en kind, De kruidenier, de soldaat en de blonde Meiden: ze zijn verliefd, ze zijn verblind. De koffiehuizen stralen in hun licht Van Woluwe tot Etterbeek en Laeken, En duizend spelers met een strak gezicht Wijden hun aandacht aan het groene laken. Een aapje danst op een groene orgelkast Zooals hij sprong in de oude klapperboomen Van 't vaderland, 't Is de uur dat wij den last Weer voelen van de weggeworpen droomen, Dat wij weer snakken naar dien éénen zoen, Waarvan wij droomden, knaap van zestien jaren. Nog altijd is de wereld zooals toen, Nog altijd zijn wij jong en onervaren. En immer bloeien in dezelfde maand Bruin violieren, gele Paaschnarcissen... Maar wij, hoe 't harde leven ook vermaant, Wij blijven stelselmatig ons vergissen. [pagina 115] [p. 115] Wij kunnen nooit gelijk de planten zijn, Met één seizoen is nooit ons hart tevreden Dat altijd bloeien wil en zalig zijn, Bevrijd van elken last en alle maat en reden. Vooral in 't voorjaar is 't een kwade tijd. Dat weten katers, dichters en beminden; Zij zijn onrustig, lyrisch en verblijd Als de olmen botten en de zwarte linden. Loop ik daarom langs stille buitenwijken In den opalen gloed van 't schemeruur? Wil ik iets vinden, wil ik iets ontwijken, Vlucht ik berusting, zoek ik avontuur? Zelfs niet eens dit. Ik laat me alleen maar drijven, En wat ik zoek is mij niet eens bekend. Ik kan niet werken, lezen, rustig blijven: Er is een god die mij naar buiten zendt. Waartoe, waarom? Misschien alleen opdat Ik, die vermoed dat alles is verloren, Vrede zou vinden met dien éénen schat, Die slechts aan enklen blijvend kan behooren: Die bleeke kleur van kindschheid en verleden, Die vogelroep die teeder lokt van ver, En, als voorspelling van de ultime vrede, Die groene hemel met een enkle ster! Jan van Nijlen Vorige Volgende