De hedendaagsche huwelyken
(1837-1840)–Anoniem Hedendaagsche huwelyken, De– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Wys: De Jagers in het Veld.Als men nu eens beschouwt,
Hoe elk nu gaarne trouwen wil,
Meisjes naauwlijks vijftien oud,
Hebben reeds die gril. (bis.
Ach, ach,
Zuchten zij soms tot elkaâr,
Had ik maar al eene man,
Dan was ik uit het gevaar, (bis.
Men zoekt tot men een treft,
Waar meê men treed in 't huwelijk,
Elk verbeeld zich en beseft,
Getrouwd dan is men rijk. (bis.
Wacht maar,
Denk een ander man en vrouw,
Een jaar verder hoor ik u,
Dan zit gij ook in 't naauw. (bis.
| |
[pagina 2]
| |
Welnu dit jonge paar,
Dat kuscht en streelt zich dag en nacht,
Maar verdwijnt het eerste jaar,
Een kindje men verwacht, (bis.
O wee!
Hiermee nu begint de pret,
Wiegen, zingen aan het kind,
's Nachts geen rutt in 't bed. (bis.
Zoo, zoo komt men er in,
De tijd zeer spoedig dan vervliegt,
Eentje was maar het begin,
Het tweede zij reeds wiegt. (bis.
Zoo, zoo,
Zoo krijgt men er drie of vier,
Zes of acht de maker leeft,
En weg gaat al 't plaisier. (bis.
De kleintjes worden groot,
Ja ja, er moeten schoentjes zijn,
Nu gevoelt de man de nood
De vrouw voelt ook haar pijn, (bis.
Werk maar
's Avonds laat en 's morgens vroeg,
Ik kan 't niet stoppen zegt de man,
'k Heb hiervoor nooit genoeg. (bis.
Is er dan niet genoeg,
Dan baart het somtijds groot gekijf
En de man gaat naar de kroeg,
Zoekt daar zijn tijdverdrijf, (bis.
Neen, neen,
't Smaakt het jonge vrouwtje niet,
Ach was ik maar nooit getrouwd,
Wat heb ik veel verdriet. (bis.
| |
[pagina 3]
| |
En zijn zij bij elkaar,
Zegt zij hoe komen wij er door,
Niet hebben is de grootste maar,
Elk krabt zich achter het oor. (bis.
Ach! ach!
Hoe lastig is dan 't huwelijks juk,
Staande blijven als men kan,
Inwendig smart en druk. (bis.
En zijn de spijzen duur,
Dan knort en kijst en klaagt de vrouw,
Altijd donker even zuur,
Want zij zit in het naauw. (bis.
Neen man,
't Is te weinig dat gij geeft,
Slechts zes guldens in de week,
Geen mensch zoo zuinig leeft. (bis.
Dus meisjes merkt dit aan,
Gij jonge knaapjes ook er bij,
Als gij hebt mijn lied verstaan,
Blijft dan tot veertig vrij. (bis.
Maar hij,
Maar hij, die de centen heeft,
Treed gerust in 't huwelijk;
In 't Paradijs gij leeft. (bis.
|
|