Handboek van den soldaat (KAJ Brussel)
(ca. 1930)–Anoniem Handboek van den soldaat– Auteursrecht onbekend
[pagina 92]
| |
Hoofdstuk V
| |
[pagina 93]
| |
kameraden? Goed. Doch daarom geen misplaatste gemeenzaamheid tegenover hen, door in de kazernen hun ruwe taal en hun manieren aan te nemen. En uwe beroepsfierheid als soldaat! Streef er naar goed gezien te zijn door uw oversten; doch geen mouwvagerij, geen overdrijven ijver. Ge moet u niet blauw stooten om het geweer te doen klinken, telkenmale 't geschouderd moet worden. Vraag het rapport van den kommandant niet om een karwei meer te doen of eens op den hoop toe de wacht te kloppen. Loop de kamer niet rond om aan uw kameraden den blinkenden loop van uw geweer te laten zien en bewonderen... Bij de eerste gelegenheid de beste gieten ze er koffie in. Ge moet hen niet afgunstig maken. Blijf vooral een fier kristen: dat omvat ten slotte alles. ‘Elk zijn gedacht’, zullen sommigen zeggen. Nu goed, maar niemand komt ooit te weten wat zij eigenlijk wel denken. Treedt gij tenminste, gehard door uw fabrieks- of bureelleven, onbeschroomd en vrijmoedig tegenover de anderen op. ‘De godsdienstige jonge man kan enkel een fier zelfbewustzijn hebben. Alleen hij kan met opgeheven hoofd door de wereld gaan, die voor God weet te buigen. De godsdienstzin en het goed geweten maken ons niet hoogmoedig en onuitstaanbaar, maar ze schenken ons een vasten ruggegraat tegenover de wankele zeden van heden. Kijk om u heen in de wereld. Zij die zich lichtzinnig uitlaten over God en godsdienst, buigen gewoonlijk gedwee voor menschelijke belangen en zelfzuchtige doeleinden. De godsdienstzin schenkt ons een zelfvertrouwen, dat niet gedoogt dat we bangerig naar de meening van anderen zouden omzien om er | |
[pagina 94]
| |
onze daden naar te richten. De godsdienstige jonge man weet met even sterke hand het uitwendig verloop van het leven te mennen, zoogoed als hij de volstrekte heer en meester is voor zijn eigen innerlijk leven, zijn wenschen, zijn neigingen, zijn strevenGa naar voetnoot(1).’ | |
2. Ontwijk de verantwoordelijkheid niet.De K.A.J. is een leidersschool. Hebt gij er gebruik van gemaakt? Zoo ja, dan vindt ge in het leger een uitstekende gelegenheid om als leider en veroveraar te volmaken. Neem aan korporaal of sergeant te worden, niet uit ijdelheid - ge zoudt gauw ontnuchterd zijn - maar uit nobele eerzucht, uit toewijding en zelfs uit plicht. Uw geweten verplicht u uw beroepsbezigheid zóó in te richten, dat ge op de beste manier het beste werk voortbrengt. Als ge er de noodige hoedanigheden toe bezit, dan zijt gij ook in geweten verplicht zoo goed mogelijk uw dienst te doen. Uw ‘strepen’ zullen u niet in geur van heiligheid zetten. Dat zult ge gauw ondervinden. Daar is reden toe! Alle gezag is een last. Het wordt gedragen op volgehouden vorming en vervolmaking, op bezonnenheid en volharding, op voorzichtigheid en moed. Voor die taak worden gewoonlijk de verstandigste en de handigste mannen uitgekozen, als ze iets van de twee talen kennen. Een goed Kajotter is daar gemakkelijk voor bekwaam. | |
[pagina 95]
| |
Lever geen half werk. Tucht berust op een vakkundig en zedelijk overwicht, vooral bij de lagere graden. Gij moet met uw manschappen zij-aan-zij leven; vandaar dat zij uw leemten en tekorten gauw hebben opgemerkt. Anderzijds beschikt ge over zeer weinig bruikbare en geschikte dwangmaatregelen. En het feit dat ge nog een ‘schacht’ zijt, zal uw gezag op nog wat losser schroeven zetten. Bij den aanvang zult ge om uwe onhandigheid menige onaangename bemerking te slikken krijgen vanwege uwe oversten. Ge zult uw mannen niet voldoende in de hand hebben, een oefening zal al eens verkeerd afloopen en die of die karwei maar half en half gedaan worden. Daarom moet ge de armen niet laten zakken. Blijf kalm en houd er den moed in. Bedenk maar goed dat de soldaten altijd eerst naar uw eigen doenwijze kijken eer ze luisteren. Zonder een overdreven ijver aan den dag te leggen, moet gij een voorbeeld zijn van tucht, bekwaamheid en uithoudingsvermogen. Laat altijd blijken dat ge precies de verplichtingen kent van uw mannen... en ook de uwe!... Wees eenvoudig in uwen omgang en gedienstig voor allen, maar nooit te vertrouwelijk. Treedt altijd beslist op, recht voor de vuist en onpartijdig. Wees stipt en nauwkeurig in uw dienst. Denk na eer ge handelt, denk na terwijl ge handelt, en na uw handeling, denk nog eens na om zelf uw daad te beoordeelen, want ‘eerst gedaan en dan bedacht, heeft menig man in 't leed gebracht’. Met den dag zullen uw mannen u leeren waardeeren, zelfs als zij zelf geen voorbeelden zijn. De soldaten zullen uw vaste en redelijke beslistheid verkiezen boven de onuitstaanbare | |
[pagina 96]
| |
grilligheid der meeste korporalen en sergeanten, die met tegenzin en zonder ideaal hun ambt vervullen, en er maar liefst den room van aflikken. Wees bewust van de maat van zedelijken invloed, die aan uw graad vastzit. De beteekenis van ieder woord, van ieder voorbeeld van u, wordt verhoogd met het onloochenbaar aanzien van uw gezag. Wanneer ge het leger verlaat, zult ge in uw leven menschenkennis en al de zedelijke hoedanigheden van een leider meedragen. | |
3. Wees goed.Een goedhartig soldaat dat is een leeuw zonder tanden, meent ge wellicht. Toch niet, en van meet af zeg ik u: doe uw best om goed te zijn, om dienst te bewijzen; zeg al eens een goed woordje, tap een fijne mop, glimlach en pink een oogje naar een maat, dat hij er een warme en welgemeende, maar bescheiden sympathie in aanvoele. Wees goed, maar mannelijk. In het dagelijksche gemeenschappelijke leven kan men zoo honderden kleinigheden voor elkaar doen. In het begin staat uw aandacht daar zoo niet op, maar al doende wordt dat een gewoonte. De anderen zullen er ook aan wennen, en ze zullen zelf naar u toekomen. Word het dan niet moe lastig gevallen te worden en houd vol. Sommigen zullen u wel een ‘goeie ziel’ vinden. Anderen zullen zich op afstand houden en koel blijven tegenover u. Ga hun dan zelf een of anderen uitleg vragen, doe hun een klein pleziertje of zoo iets. Ge zult ze er blij mee maken. Laat uwe groote belangstelling gaan naar zieke of gekwetste kameraden. Als het kan, breng ze | |
[pagina 97]
| |
een bezoek in het hospitaal of in de ziekenzaal. Ze liggen daar wellicht verlaten en zijn er heelemaal ‘onder door’. Met een kort bezoek maakt ge er voor altijd uwe vrienden van. Er ligt meer geluk in te geven dan te krijgen. In het leger evengoed als in den familiekring en in de maatschappij moeten wij de zelfzucht uit ons leven weren en er de kristelijke naastenliefde in laten heerschen, gelijk ze uit het Evangelie spreekt. Geloof me vrij, ongemerkt zult ge de sympathie om u heen voelen groeien. Lijk op de fabriek, het werkhuis of het bureel, zult ge het vertrouwen van uw kameraden winnen en allengs zullen ze u volgen. In dit boekje staat er geen bizonder hoofdstuk over het apostolaat in de kazerne, om de eenvoudige reden dat gansch uw soldatenleven van kristelijken geest moet zijn. Dit boekje werd voor u geschreven, maar niet enkel voor u. Door u en in u moeten al de soldaten het lezen! Het is niet voldoende een katholiek soldaat te zijn. Ge moet luisteren naar de stem van den Paus en de bisschoppen, die u oproepen om dienst te nemen in het leger der Katholieke Actie. | |
4. Vrije tijd.Wanneer men sommige wapenafdeelingen als de ruiterij bijvoorbeeld of sommige diensten uitzondert, zullen u veel snipperuurtjes gelaten worden: tusschen de oefeningen in, onder de wachturen of oefeningen op het plein, 's avonds. In 't begin weet ge niet wat er mee te doen; vrije tijd is dan verloren tijd. Ge moet er tegen ingaan, zooniet gaat gij met uw tijd ook nog zelf verloren. | |
[pagina 98]
| |
Onder den oorlog bekende een jager heel typisch an zijn aalmoezenier: ‘Als ik op rust ben, voel ik mijn hart min wel te pas. Ik heb den indruk dat ik den berg afga.’ Vlucht de ledigheid. In het leger meer dan elders is zij het oorkussen van den duivel. Daarom gebruik uw vrijen tijd goed, en zorg dat ge een bezigheid hebt telkens ge vrij zijt van dienst. Zorg vooral voor bezigheid 's avonds. | |
5. Lees.Hoeveel boeken hebt ge reeds gelezen in uw leven? Een? Vijf, tien, vijf en twintig? Wat heeft dat te beteekenen? Och zoo weinig! In uw burgerlijk leven hadt gij daartoe geen tijd. Zoo meendet ge tenminste. Nu hebt ge tijd. Ge kunt het niet loochenen. Maar ja, waar lezen? In de kamer? Maar daar maken ze zoo een helsch spektakel en ge kunt er nog niet eens rustig zitten. En ge hebt van die menschen die daar niet tegen kunnen: ze gooien u een oorkussen naar het hoofd. De kantien? Daar zijt ge er nog erger aan toe! Daar zijn toch van uw voorgangers geweest die duizenden bladzijden hebben weten te lezen, zelfs in de kamer. Dat ligt er aan. Ze wisten zich voldoende aan te stellen om gerust gelaten te worden. Ze waren verstandig in de keuze van hun lektuur en ze namen er eenvoudige boeken, als bijv. levensbeschrijvingenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 99]
| |
In enkele kazernen en in menige soldatenkring bestaat een leeszaal, waar het stil is, en waar ge kunt lezen en zelfs studeeren. En als ge het een beetje verstandig aan boord legt, dan bekomt ge wellicht de toelating om in de eetzaal der kompagnie of om 's avonds na zes uur in het bureel te gaan zitten. In het leger meer dan elders moet ge uw plan weten te trekken. Niet als een karottentrekker, die alle karweien weet te ontduiken om ze aan een ander over te laten, maar als iemand die uit de omstandigheden haalt wat er te halen is. | |
6. Uw krant.Blijf het maatschappelijk leven van uw volk en streek meeleven. Lees een dagblad maar koop er geen... Een soldaat moet spaarzaam zijn. Dat ze u het blad van thuis sturen. Broer of zus zal dat wel doen. Ze zullen het wel eens vergeten, in het begin vooral... 't geeft niks... dring aan. Ze zullen aldus elken dag aan u denken en uw gedacht zal ook elken dag naar huis toe gaan. Of als ze thuis nu geen krant krijgen... of als ze niet veel waard is... wat ook al gebeurt, vraag ze dan aan een kameraad-Kajotter of aan uw onderpastoor. Als ge er af en toe een koopt, dat het dan een goede zij. Het moeten nu toch niet alleen de socialisten, de sportmannen zijn die hun pers steunen! En als ge het blad gelezen hebt, laat het dan maar op tafel of op uw bed liggen. Anderen kunnen het dan ook lezen in plaats van een slecht... of samen met hun slecht, wat toch al iets beter is. | |
[pagina 100]
| |
7. Illustraties.Wat ge daarvan in de handen ziet van uw kameraden is geen onschuldig ‘mannekenspapier’, waarachtig niet! Trouwens, ge hoeft naar de kazerne niet te gaan om menschen te ontmoeten die graag met vieselijkheden omgaan. Ze brengen het zelfs zoo ver, dat ze met hun schoone plaatjes onder de oogen van iedereen loopen. Ze vinden het zelfs zeer smaakvol er den binnenwand van hun schap mee te versieren. Anderen geven postkaarten rond in denzelfden aard, die verkocht worden in de winkeltjes vóór de kazerne of bij het kamp. In dit geval moogt gij niet lijdzaam toezien! Ge hoeft uw kameraden daarom niet in 't openbaar een uitbrander te geven, vooral niet in het begin. Laat goed blijken dat ge met dat goedje niet gediend zijt. Laat aan de bedoelde heeren maar duidelijk hooren, dat zulke soort prenten in de kazerne verboden zijn op straf van ‘politiekamer’. Later kunt ge kordater optreden. Vraag raad aan den aalmoezenier. Hij zal u wel leiding geven en er zelf tusschenkomen als hij het geraadzaam acht. Ondertusschen ruimt ge alle vieze knoei, die u onder de hand valt, op en verspreidt ge, in de maat van het mogelijke, fatsoenlijke illustraties, vooral den ‘Jonge Werkman’ die ge elke maand aankrijgt. | |
8. Lessen en voordrachten.Af en toe zult ge wacht of piketwacht hebben, moet dat u beletten lessen te volgen? Daar is zooveel te weten dat niet onontbeerlijk is, maar dat later kan van pas komen, dat van groot nut | |
[pagina 101]
| |
kan zijn, dat soms een toekomst verzekert. Vraag om inlichtingen bij den aalmoezenier, bij het gewestelijk of algemeen sekretariaat der K.A.J., vraag raad. Er bestaan lessen per post en die kunt ge volgen. 't Is wellicht het laatste jaar dat het u nog mogelijk is. De kommandant zal u graag tot 11 uur laten uitblijven als het noodig is en ge een ernstig bewijs kunt voorleggen. Kijk eens of er in uw garnizoenstad geen technische, sociale of godsdienstige voordrachten worden gehouden en ga er heen. Vergeet niet bij het uitgaan een van uw maten, die er belang in stelt, mee te nemen. | |
9. Soldatenkring.Ge hoeft maar even de praatjes te hooren van sommige kameraden 's avonds als het tap-toe is geblazen, om te raden hoe zij hun avonden doorbrengen. Dat is natuurlijk voor een groot deel bluf, doch wat overblijft is verre van stichtend. Bij die menschen die hun verzet gaan zoeken in theaters, cinema's en danszalen, zult ge kerels aantreffen, die zich thuis niet zóó gedragen. Het midden waarin ze leefden en hun menschelijk opzicht hielden hen op het rechte spoor. Het zijn karakterloozen en hetzelfde menschelijk opzicht doet hen de luidruchtige lawaaimakers naloopen. Een soldaat heeft ontspanning noodig, akkoord. En gij hebt er ook noodig. Maar de ontspanning moet een rust zijn, geen overprikkeling, d.i. een verdere afmatting. Die ware ontspanning zult ge gaan zoeken in den soldatenkring van uw garnizoenstadGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 102]
| |
Ga er dus heen en tracht enkele makkers mee te trekken. Zie er niet tegen op uw Zondagspak aan te schieten. Ge zult van die menschen tegenkomen voor wie dàt de zwaarste karwei is. Grijp die eens heel kameraadschappelijk bij den ‘schabbernak’. 's Avonds deugt het al evenmin in de kamers als in de kabberdoeskens van daar rechtover. De meeste onzer soldatenkringen zijn zeer bloeiend. Ge zult er het nuttige naast het aangename vinden: spelen, gezonde dranken, maaltijden tegen matige prijzen, een leeszaal, een bibliotheek. Soms ook worden lessen, voordrachten en feestavonden gegeven. Ge zult er kameraden vinden. In den soldatenkring moeten alle katholieke soldaten van het garnizoen bijeenkomen. Ge zult er uw aalmoezenier vinden. Onder zijn uniform moet gij vooral den priester zien. Door HH. Hoogwaardigheden de bisschoppen werd hij aangesteld om uw leider en vriend te zijn. Kajotter, ge zijt een man van ‘pak-aan’. Zie eens uit of er in uw kring niets kan gedaan worden, wat die of die zou aantrekken. Hij is er weggebleven. Tracht iets te vinden om hem er terug te brengen. Praat er eens over met uw kameraden, en bespreek met den aalmoezenier wat er kan gedaan worden om er de fut in te houden. De soldatenkring moet een tehuis zijn voor alle katholieke soldaten. Ze kunnen er komen spelen en lachen, praten en leeren. | |
[pagina 103]
| |
10. Studiekring.Waart gij leider van den studiekring uwer afdeeling? Zoo ja, raap de besten bij elkaar en sticht een militairen studiekring. Zoo kunt ge gemakkelijk onderling overleg plegen, onderzoeken instellen, een actieplan opmaken, elkaar steunen. In ieder garnizoen moet er een haard komen van Katholieke Actie. | |
11. Gesprekken.Soldaten zijn nog erger dan kindermeiden... Babbelen, babbelen en nog babbelen. Wilt ge er een bewijs van? Ge zijt in de kantien, daar komt een grappenmaker binnen, een pennelikker van den staf, zoo noemt hij zich. Hij heeft geheim nieuws: ‘Morgen inspektie van den kolonel’. Loop een uur later door de kamers: overal zal men u geheimzinnig weten te vertellen: ‘Kameraadje, morgen komt de kolo inspektie houden...’ Onophoudend doen dergelijke praatjes de ronde en iedereen slikt ze als zoetekoekjes. Gij, wees niet lichtgeloovig. Als het bevel gegeven wordt hebt ge nog al den tijd. Maar met al die onschuldige klets loopen er ook andere gezegden rond, die u niet onverschillig mogen laten. Voor sommige soldaten en zelfs voor sommige oversten is het een gewoonte geworden zelfs hun gewoon gesprekken en de meest eenvoudige bevelen te onderlijnen door uitdrukkingen die op zijn minst genomen door deftige lieden als onbeschoft worden bestempeld. Dat is geen reden om u te ergeren; maar gij | |
[pagina 104]
| |
zelf, wees deftig in uwe gesprekken. Vermijd dubbelzinnige woorden, vooral als ge niet begrijpt. Aap de anderen niet na en slik liever uw tong in als het moet... Trouwens, men zal niet blijven bij grove woorden. In iedere kompagnie treft ge van die kletsers aan, die niet zwijgen kunnen en die het gesprek altijd-aan maar op dezelfde onderwerpen brengen. Ge zoudt zeggen dat hun belangstelling naar niets anders gaat, dat hun bevoegdheid ook niet verder reikt. Dat geklets over alles en nog wat, over de strengheid van den troep en die menschenpesterij, over sportuitslagen, over weer en wind, neemt dikwijls op sommige oogenblikken een gevaarlijke wending. In zulk geval vraagt ge u soms af wat te doen. Wat ge altijd moet vermijden, dat is te laten blijken dat ge goedkeurt. Zwijg liefst, toon geen belangstelling meer, begint te spreken over om het even wat. Tap een fijne mop, dat zal het gesprek afleiden. Zoolang ge schacht zijt, moet ge niemand direkt aanpakken. In het leger is dienstouderdom een graad, en een graad is een macht. Als ge een oudere dan gij, die vieselijkheden uitkraamt, vierkant en openlijk onder handen neemt, stelt gij u bloot aan spot, die uw aanzien voorgoed in den grond boort. Gij zult er niets bij winnen, zij zullen hun gesprekken nog wat meer aandikken en er immer op terugkomen, alleen maar op u ‘op uw paard te doen springen’. Ze zullen u doen doorgaan voor een verklikker, voor een ‘valschen broeder’, ze zullen u op afstand houden en u niet meer willen kennen. Vermijd dat alles zonder uwe gedachten prijs te | |
[pagina 105]
| |
geven. Later, als de gelegenheid zich voordoet, zegt ge dien vent onder vier oogen, hoe gij daarover denkt, zonder horten en stooten, maar toch krachtdadig. Als ge een zeker gezag op de anderen zult verkregen hebben, kunt ge stouter spreken. Neem er den vent, die een loopje wil nemen met de deugd, maar eens goed tusschen. En als het opzet waarlijk boos is, moet gij er niet voor terugschrikken hem in het bijzijn van Jan en alleman vierkant op zijn plaats te zetten. Uw ouderen, die er den moed toe hebben gehad dit handig te doen, hebben er zich zeer goed bij bevonden. Haal er nochtans de overheid niet bij. Dat zou u hatelijk maken bij de soldaten in 't algemeen en bij de overheid zelf. Uit uw gesprekken hoeft niet alleen het kwaad vermeden, maar gij moet er ook het goede mee doen. De K.A.J. heeft u het apostolaat door het woord aangeleerd. Gij hebt het dikwijls kunnen beproeven tegenover uw reisgezellen of tegenover uw kameraden op het werk. Sla maar graag een praatje met een paar kameraden, zonder ze nochtans te bepreeken en ge zult zien dat men gemakkelijk over een ernstig onderwerp spreekt. Ze zullen u soms vertrouwelijk een kijk geven in hun vaak treurig leven. Het zal u gelukken voor het eerst de weidsche einders van het kristendom op zedelijk, sociaal, vakkundig en godsdienstig gebied voor een ziel te laten opengaan. Over 't algemeen zullen wij de vruchten van dit bescheiden volgehouden apostolaat niet merken, maar God laat het goede zaad wel gedijen. | |
[pagina 106]
| |
12. Wees opgeruimd.Uw geloof moet van u geen flauwen zedenpreeker maken. Kijk naar uw kameraden hoe graag ze eens den zotten Pier uithangen. Dat hoort ook zoo, als ge twintig jaar zijt. Het soldatenleven ziet er niet altijd rooskleurig uit. De marschen door zon en regen zijn vermoeiend: op sommige dagen is het triestig in de kamer, zijn de karweien vervelend, de inspekties onuitstaanbaar en de oversten eeuwige brompotten. De mannen ziet ge met een triestig gezicht loopen, zonder dat ge begrijpt waarom. De eerste avonden zult ge uw gebuur, een struische vent, misschien hooren schreien onder de dekens. De beste soldaten kunnen weleens heimwee hebben. Al die menschen zijn op vreugde gesteld. Waar zullen ze die gaan zoeken? De ware en eenige vreugde lijk ge weet, is de kristelijke vreugde. De rest is genot, luidruchtigheid en valsche vreugde. Ge zijt kristen, uw geweten is zuiver, wees dus opgeruimd. Gij hebt het zelf noodig. Om uwen plicht te doen, vooral als hij bestaat uit onbeduidend prullenwerk, moet ge opgewekt gestemd zijn. Wees ook opgeruimd voor de anderen. Ze hebben het wellicht meer noodig dan gij. Ze kunnen dat niet missen om het soldatenleven en de ellenden hunner ziel te dragen. Dat is ook vereischt, opdat zij in u den rasechten kristen leeren waardeeren. De godsdienst heeft hen zoo vaak verdrietig en triestig toegeschenen. Het echte kristendom draagt een glimlach om de lippen; want de opgeruimdheid is een kristelijke deugd. Soms zult ge het slachtoffer zijn van een der | |
[pagina 107]
| |
talrijke grappen, onbeduidend en oud als het leger zelf, waarmee soldaten als groote kinderen hun tijd doorbrengen. Lach dan zelf het eerst. Als ge kwaad wordt of weerwraak wilt nemen, zullen ze u onvermijdelijk daar meer dan eens gelegenheid toe geven. Nochtans, aan die grappen moet ge niet meedoen, zeker niet 's avonds na 't appel. En moesten ze gevaarlijk of onzedelijk worden, dan is het uw plicht krachtdadig te protesteeren. | |
13. Zing.Kent ge dat mooie woord van den H. Augustinus? ‘Zing en stap aan!’ In onze liederen zingen wij ons ideaal en onze ziel uit. Het lied kort den tijd en het geeft moed. Wij, Vlamingen, zijn een zingend volk en we zijn een schat liederen rijk, lijk weinig volkeren er een bezitten. Helaas, ons volk schijnt het zingen verleerd te hebben. Jawel, jawel, er wordt nog gezongen, maar wat? Vreemd Parijzergoedje, muf van parfumerie-geween en zwoel van zotte zinnelijkheid of schunnige, of zelfs ontuchtige deuntjes uit danszalen en ‘café-concerts’. Beproef maar eens een keurig wijsje, zoo 's avonds om 10 uur, als er volk in de kamer is; ofwel op marsch, als de moed in de schoenen zit en niemand hem hoog kan ophalen om er eentje te zingen. Gij zult bijval hebben. Maar ja, om er eentje te zingen moet ge er eentje kennen. En gewoonlijk kennen ze maar de twee eerste verzen en het deuntje. De rest gaat voort op tra-la-la-la-la... Kent ge den tekst van uw vlaamsche liederen?... Om dat werkje aan te vatten moet ge nu precies | |
[pagina 108]
| |
geen Hullebroeck zijn. Ge leert een zeker aantal stapliederen van buiten - we hebben er krachtige, - enkele oude en nieuwe volksliederen in 't ernstige, in 't zotte en in 't amoureuze, enkele kluchtige alleenspraken en ge kunt tot groot jolijt en profijt van uw kameraden een heelen liederavond houden. Het doet er niets toe dat ge al eens een noot te hoog of te laag zingt, als ge de mannen maar in een opgewekte stemming brengt en ze een pint gezond bloed intapt. Vermijd sommige straatdeuntjes te neuriën. De kameraden zouden kunnen gaan denken dat gij er ook de woorden van kent en ze goedkeurt, want dikwijls zijn deze heel schunnig. Het slechte lied uitroeien is meteen het zedelijk peil van de kazerne een graad hoogerop voeren. Met het goede lied geeft ge aan uw kameraden een voorraad kracht en deugdelijkheid en vreugde mee in het leven. | |
14. Dorst.Totnogtoe genieten de waterdrinkers weinig bijval bij het soldatenvolk. Wat wellicht meer te betreuren dan te verwonderen is. Als ge er den moed niet toe voelt uit voorzorg voor uzelf en uit geest van offer en apostolaat voor de anderen, om geheelonthouder te zijn van alle alcohol-houdende dranken, drink dan in de kantien of in een deftig koffiehuis een glas met maat en niet met maten! Loop het eerste het beste kabberdoesken niet binnen. Ga nooit in sommige sigaretten-winkeltjes in den omtrek van de kazerne. Wat ze daar eigenlijk verkoopen ligt niet vóór de vitrien. Begrepen?... | |
[pagina 109]
| |
Kameraden, vooral de ouderen zullen gezamenlijke uitstappen op touw zetten, zonder vast bepaald doel. Dat wordt gewoonlijk een boemelpartij. De eene betaalt een ‘rondeken’, de andere eveneens, en zoo komt iedereen aan de beurt. Het spreekt vanzelf dat de ‘schachten’ betalen, later komt hun beurt ook wel om op de kosten van anderen te drinken. Die rolpartijen komen gewoonlijk terecht in niet aanbevelenswaardige kroegjes. Neem nooit deel aan zulke wandeltochten. Niemand zal het u kwalijk nemen. Bekijk ze maar eens als ze terugkeeren van hun tocht en ge zult er in hooge mate door gesticht worden! Soldaat-Kajotter, wees geheelonthouder of tenminste matig en waardig. | |
15. Onderhoud uw betrekkingen.Een jongen met het hart op de rechte plaats, voelt gedurende zijn krijgsdienst wat zijn familie in zijn leven te beteekenen heeft. Men ziet die dingen best in hun juiste verhoudingen op eenigen afstand. Vergeet uw ouders, uw broers en zusters niet. Laat geen dag voorbijgaan zonder eens aan hen te denken, vooral in uw gebeden. Schrijf hun, zelfs als er geen opzienbarend nieuws te vermelden valt en dat het lastig is pen en papier te nemen. Wees geen zwartkijker en stel in uw brieven de onaangenaamheden van het kazerneleven niet al te akelig voor. Ze zouden wel gaan gelooven dat ge tot over de ooren in de miserie steekt. Thuis werd het naamfeest van uw ouders wel- | |
[pagina 110]
| |
licht nooit gevierd. Denk er nu aan om hen op dien dag te schrijven. Het zal hun zoo'n genoegen doen... en u zoo'n deugd. Ge hebt waarschijnlijk nog geen verloofde, en dat hoort ook zoo op uwen ouderdom; denk er toch reeds aan. Denk aan haar - zonder ze te kennen - de dagen dat het soldatenleven vervelend en geestdoodend is en zwaar op uw schouders zal drukken. Denk aan haar als de bekoring fel in u brandt en gewetenlooze ellendigen de driften, die gij beheerschen wilt, komen prikkelen. Later, als ge uw bruid door Gods beschikking zult ontmoet hebben, zult ge haar kunnen verklaren dat dank zij de gedachte aan haar, gij uw lichaam rein hebt bewaard en dat ge trouw zijt gebleven. Blijf voeling houden ook met uw parochie; met de geestelijkheid uwer parochie; met de werken waarvan ge deel uitmaakt, vooral met de K.A.J. Nu begrijpt ge beter hoe die geestelijke omgeving uwer jeugd u sterk maakte. Laat ze niet varen en denk niet dat ge buiten haar ook wel uw weg zult vinden. Zoek achteraan in dit boekje, in de lijst der Kajottersgroepeeringen, die uwer garnizoenstad eens op. Ga een bezoek brengen van de eerste weken af, aan den proost of aan den voorzitter van de naaste afdeeling, ook aan het gewestelijk secretariaat. Ga, als het kan, naar de vergaderingen. Een Kajotter moet zich in alle K.A.J.-afdeelingen thuis voelen. |
|