| |
| |
| |
Hoofdstuk VII. De mitrailleur M. 20.
Hoofddeelen: |
Onderdeelen van de hoofddeelen: |
Loop (kaliber 6½ mm) met mondstuk en borgplaatje. |
loop: gaskanaal. (overigens ingericht als de loop van het geweer.) |
|
Afkoelinrichting: |
|
|
afkoeler. |
|
|
mantel met verbindingsstuk. |
mantel: kordonbeugelband met kordonbeugel, steunring, draagband met handvat, affuitband, 2 steunen met grondplaten en veerende beugel. |
|
verbindingsstuk: met borgstift. |
|
schoorsteen met schoorsteenklemband. |
(zie ook onder: Richtmiddelen.) |
|
Inrichting tot overbrengen van den gasdruk: |
|
|
gaskanaalring. |
|
|
gaskamer. |
|
|
gasregelaar met regelaarsleutel. |
|
|
gasbuis. |
|
|
zuiger. |
|
|
Ligplaats van de slotdeelen: |
|
|
staartstuk met uitwerper, kolfbodem en veiligheidsschuif. |
staartstuk: 2 doorboringen met sleuf voor de bovenste nok van het nokkenrad en hulzengat; trommeltap. |
|
|
kolfbodem: haak met ligplaats voor den bodempal, oliereservoir; bodemschroef; kolfplaat; schoudersteun. |
| |
| |
Hoofddeelen: |
Onderdeelen van de hoofddeelen: |
Slot: |
|
|
afsluiter met nokkenrad, 2 patroontrekkers en slagpinstang. |
afsluiter: 4 nokken, schroefvormige groef, kanaal voor de slagpin, sleuf tot doorlating van den uitwerper. |
|
nokkenrad: met 4 nokken. |
|
slagpinstang: gat voor de spangreep, stootdop, tanden, uitholling met schroefdraad voor den zuiger. |
|
Aanbrenginrichting: |
|
|
lader met aanbrenger en aanbrengveer. |
lader: gat voor den trommeltap, aanbrenger, laderarm. |
deksel met patroongeleider, onderste en bovenste stoppal. |
patroongeleider: met veer en stift. |
|
stoppallen: met stoppallenveer. |
|
Afvuurinrichting: |
|
|
beugelkrop met afvuurinrichting. |
beugelkrop: bodempal. |
|
afvuurinrichting: trekker, trekkernok, koker tot trekkerveer. |
|
Sluitveerinrichting: |
|
|
huis met rondselpal en veer. |
|
rondsel met doos, sluitveer en spil. |
|
spanas met spanasring en spanasveer. |
|
|
Richtmiddelen: |
|
|
viziervoetstuk met vizierschuif. |
|
vizierkorrel. |
op korrelhaft, welke zich op den mantel bevindt. |
(vizier van 300 tot 1000 m) |
|
|
Hulpmiddelen tegen luchtdoelen: |
|
|
kringkorrel. |
|
oogdop. |
|
| |
| |
Hoofddeelen: |
Onderdeelen van de hoofddeelen: |
Patroontrommel: |
|
|
spil met bovenplaat, trommelpal met veer en klink, hengsel, bak met ring, 25 geleidsleuven, 25 steunen en 25 geleidpennen. |
|
Met het wapen kan worden gevuurd:
1o. | geplaatst op de steunen; |
2o. | opgelegd op zandzakken e.d.; |
3o. | op den luchtdoelsteun geplaatst; |
4o. | in beweging. |
| |
Uiteennemen en ineenzetten van het wapen.
Het uiteennemen geschiedt in deze volgorde:
1. | kolfbodem. |
2. | deksel. |
3. | beugelkrop. |
4. | spangreep. |
5. | slagpinstang en afsluiter. |
6. | lader. |
7. | aanbrenger met veer. |
8. | huis. |
9. | rondsel met spanas en spanasveer. |
10. | doos met spil en veer. |
11. | regelaarsleutel. |
12. | gasregelaar. |
13. | schoorsteen met schoorsteenklemband. |
Andere deelen mogen niet worden afgenomen!
Het ineenzetten geschiedt in omgekeerde volgorde.
Voor uiteennemen en ineenzetten wordt, waar noodig, gebruik gemaakt van een gereedschapspatroon.
Toebehooren per mitrailleur:
I. |
1 monddeksel;Ga naar voetnoot1) |
1 volledige afsluiter (afsluiter, nokkenrad en 2 patroontrekkers); |
|
| |
| |
|
1 volledig rondsel, bestaande uit rondsel, doos, sluitveer, rondselspil, spanas met spanasring en spanasveer; |
1 uitwerper; |
1 zuiger met slagpinstang en met slagpin. |
1 opzetstuk. |
|
II. |
a. | Hulpmiddelen voor het dragen (medevoeren) van den mitrailleur en zijn munitie: draagkussen, draagsingel, foedraal, koker tot zuiger met slagpinstang tot mitr. 20 met slagpin (aan den draagriem van de gereedschapstasch);
12 patroontrommeltasschen; |
12 passanten tot patroontrommeltasschen; |
2 schaafkussens. |
|
| |
b. | Munitie: 12 patroontrommels, elk met 97 scherpe patronen. |
| |
c. | Toebehooren per mitrailleur voor onmiddellijk gebruik:
1 géreedschapstasch, inhoudende:
afsluiter (compleet), rondsel (zonder spanas met spanasring in spanasveer, welke in de doos tot reservedeelen worden geborgen), uitwerper, gasbuisborstel, 2 gereedschapspatronen, hulzentang, hulzentrekker, 2 loopborstels, monddeksel, mondstuksleutel, oliespuit, patroonlosser, patroontrekkeruitnemer, regelaarsleutel, schroevedraaier, veerbalans en een busje tot onderdeelen, t.w.: aanbrenger, borgstift, patroongeleider met veer, 2 patroontrekkers, spanasveer, spangreep, een stift tot patroongeleider, bovenste en onderste stoppal, stoppallenveer, stuitingsschroef tot vizierschuif, vizierschuifveer. De tasch wordt opgevuld met eenig poetskatoen. |
2 mitrailleurboekjes; |
1 invetstok; |
1 wischstok tot mitr. M. 20. |
1 kist toebehooren No. 1. |
|
|
| |
Onderhoudsmiddelen.
Katoenen of linnen lappen (voor droogwrijven); |
werk; |
poetskatoen; |
invetstok met loopborstels (voor inoliën van den loop); |
wischstok en puntige stukjes zacht hout (om, met vlas omwikkeld, inwendige deelen te reinigen); |
wischkoord (alleen ten behoeve van den mitrailleur voor losse schoten); |
loopborstel; |
| |
| |
gasbuisborstels; |
staartstukborstel; |
puntige stukjes zacht hout; |
petroleum; |
wapenolie; |
mitrailleurolie (de onderdeelen worden des winters hiermede ingeolied); |
geweervet. |
| |
Onderhoud.
Alle deelen moeten met wapenolie zijn ingesmeerd; de olie in het oliereservoir van den kolfbodem dient voor smering, indien noodig, tijdens het vuur.
Loop, gaskamer, gasregelaar en gasbuis moeten steeds inwendig zijn ingeolied met wapenolie.
Ingevreten roest moet door herhaaldelijke behandeling met wapenolie worden verwijderd.
Patroontrommels moeten op de plaats, waar de bovenplaat grijpt over den bodem van den bak, steeds goed zijn ingeolied, zoodat de bak gemakkelijk draait, wanneer de pal buiten werking wordt gesteld.
Lederwerk wrijve men droog af met een wollen lap, of borstele men schoon met een stijven borstel; om het lederwerk buigzaam te houden, wordt dit nu en dan met een dunne laag ledervet ingesmeerd, hetwelk vervolgens met een wollen lap wordt uitgewreven.
Nat lederwerk wordt buiten de zon gedroogd en, droog geworden, met ledervet ingewreven.
Het onderhoud kan overigens als volgt worden samengevat:
1o. | er is met het wapen niet geschoten:
a. | niet uiteengenomen geweest:
uitwendig reinigen en met wapenolie licht insmeren; |
b. | uiteengenomen geweest:
het wapen en alle uitgenomen deelen reinigen en licht insmeren met wapenolie; in elkander zetten en met wapenolie licht insmeren. |
|
2o. | met het wapen is geschoten:
na het schieten op het schietterrein loop en gasbuis met wapenolie inoliën (gedurende de vuurpauzen af en toe den loop); de loop moet daartoe te voren voldoende zijn afgekoeld (anders verbranden de borstels!);
den schoorsteen inwendig met een met wapenolie gevet stuk poetskatoen uitvegen;
zuiger met wapenolie insmeren;
nog denzelfden of uiterlijk den volgenden dag moet de mitrailleur
|
| |
| |
| worden uiteengenomen en het wapen, alsmede de uitgenomen deelen met petroleum worden gereinigd, vervolgens goed drooggewreven en de deelen licht met wapenolie worden ingesmeerd;
de loop moet mèt de kamer behoorlijk worden ingeolied met wapenolie;
de gasbuis moet met behulp van den gasbuisborstel inwendig met petroleum worden gereinigd, waarna zij met een drogen gasbuisborstel wordt uitgeveegd, totdat deze er schoon uitkomt en ten slotte met wapenolie worden ingeolied;
het wapen wordt weder ineengezet en uitwendig licht met wapenolie ingesmeerd; de sluitveer wordt ontspannen. |
| |
Exercitiemitrailleurs.
Bij het onderricht (onderdeelen leeren, uiteennemen, ineenzetten, storingen bespreken, enz.) worden exercitiemitrailleurs gebruikt, samengesteld uit onbekwame deelen en waarmede dus nimmer mag worden geschoten.
Deze mitrailleurs mogen geheel worden uiteengenomen.
Ter onderscheiding is op den mantel in de lengterichting een messingen plaat geklonken, waarop het woord ‘Exercitie’ is aangebracht.
| |
Mitrailleurs voor losse schoten.
Voor het schieten met ‘losse patronen’ worden daartoe opzettelijk gewijzigde mitrailleurs gebruikt; ter onderkenning is om den mantel een messingen band aangebracht, waarop vermeld: ‘Gevaarlijk voor scherpe patronen’.
Deze mitrailleurs hebben een gewijzigd, inwendig vernauwd, mondstuk, alsmede een lader, waarvan de doorgang voor de patronen verkort is; deze lader is ter herkenning verkoperd. Hij mag nimmer met wapenolie doch moet steeds met geweervet behandeld worden.
| |
Werking van den mitrailleur.
Bij het afvuren wordt door den druk van de buskruitgassen de kogel door den loop gedreven; zoodra de kogel het gaskanaal voorbij is, oefent de gasdruk door gaskamer en gasregelaar heen een stoot uit op den zuiger, waardoor:
de slagpinstang achteruit wordt geduwd en de afsluiter mede wordt achteruit genomen;
de patroontrekkers met hun haken om den rand van de huls draaien;
| |
| |
de sluitveer wordt gespannen, doordat de slagpinstang het rondsel doet draaien en de sluitveer opwindt.
Bij het achteruitgaan van den afsluiter wordt:
de huls uit de kamer getrokken en vervolgens uitgeworpen;
de lader naar links bewogen; deze neemt met den aanbrenger den bak mede naar links.
Blijft men op den trekker drukken, dan gaat de afsluiter door de werking van de sluitveer weder naar voren, waarbij:
de lader het vooreinde van de eerstvolgende patroon in den bak, schuin naar onder in de richting van de kamer drukt.
Bij het verder naar voren gaan van den afsluiter glijdt de patroon met het kogeleinde in de kamer;
de patroontrekkers loopen met hun haak tegen den rand van de huls en springen daarvoor;
de afsluiter is met zijn nokken in de rondgaande groef van het staartstuk gekomen en draait een achtsten slag naar rechts (de patroontrekkers draaien mede) en de kamer wordt gegrendeld.
Deze bewegingen herhalen zich zoolang op den trekker wordt gedrukt en patronen in den trommel zijn.
Bij loslaten van den trekker gaat de trekkernok omhoog, waardoor de slagpinstang met haar spanning over de trekkernok heen glijdt en bij haar teruggaande beweging wordt tegengehouden.
Vuursnelheid 450 à 500 schoten per minuut.
| |
Vullen van patroontrommels.
Het vullen van patroontrommels geschiedt met behulp van den handtap, welke, in de spil gedrukt, het draaien van den bak om de spil mogelijk maakt.
Indien geen handtap beschikbaar is, wordt met behulp van het kogeleinde van een (gereedschaps-) patroon de haak van den trommelpal weggedrukt.
| |
Storingen.
Storingen komen tengevolge van den eenvoud van constructie bij goede behandeling bij dit wapen weinig voor. Wanneer zij niet het gevolg zijn van gebroken onderdeelen of gebreken aan de munitie, kunnen zij in den regel door het achteruit trekken van de spangreep worden opgeheven.
In het belang van het wapen is het echter, dat alleen wordt geschoten met munitie, die voor dit wapen is aangewezen. Het schieten met andere munitie is daarom verboden.
| |
| |
De meest voorkomende storingen kunnen worden onderscheiden naar den stand van de spangreep en wel:
A. | De spangreep staat in den voorsten stand. |
B. | De spangreep staat even vóór of ter hoogte van de nok van de veiligheidsschuif. |
C. | De spangreep staat even achter de nok van de veiligheidsschuif. |
De oorzaken van en de wijze hoe men deze storingen moet opheffen zijn verzameld in onderstaande opgave. Wanneer voor het opheffen van storingen het wapen gedeeltelijk uit elkaar moet worden genomen, moet het vóór alles worden ontladen.
Verschijnsel en oorzaak: |
Men heffe de storingen op door de volgende maatregelen: |
A. De spangreep staat in haar voorsten stand. |
|
1e. Kan de trommel in den zin van de wijzers van een uurwerk worden gedraaid, dan is de trommel ledig of er ontbreken twee of meer naast elkaar liggende patronen in de trommel. |
Gevulde trommel plaatsen of bak zoover doordraaien tot hij stuit; spangreep zoover mogelijk krachtig achteruit trekken. |
2e. Kan de trommel niet worden gedraaid: |
|
a. Er ontbreekt een patroon uit de trommel. |
Spangreep zoover mogelijk krachtig achteruit trekken. |
b. Aanbrengerveer is gebroken of aanbrenger is niet geplaatst, bovenste stoppal is gebroken of is niet geplaatst. |
Reserve aanbrengerveer of aanbrenger plaatsen, bovenste stoppal of zijn reserve plaatsen. |
c. Een patroon heeft geweigerd. |
Spangreep zoover mogelijk krachtig achteruit trekken; hierbij overtuige men zich, dat met de huls ook de kogel mede komt; is dit niet het geval, dan met den invetstok den kogel uit den loop stooten. |
|
Herhaalt zich dit, dan kan: |
|
|
1. De sluitveer te weinig voorspanning hebben. |
De sluitveer meer voorspanning geven. |
| |
| |
2. De kamer, de ligplaats voor den afsluiter of de doorboring voor de slagpin beroest, verontreinigd of beschadigd zijn. |
Kamer, staartstuk, afsluiter schoonmaken of reserve afsluiter plaatsen. |
3. De slagpin beschadigd of afgebroken zijn. |
Reserve slagpinstang aanbrengen. |
4. Het gat van den gasregelaar verstopt zijn. |
Gasregelaar uitnemen, schoonmaken of reserve gasregelaar plaatsen. |
d. Kan men de spangreep niet met de hand achteruit trekken, dan is de trommel zóó beschadigd, dat zij niet kan draaien. |
Nieuwe trommel plaatsen. |
e. Kan de spangreep niet met de hand achteruit worden gebracht, dan zit de huls vast in de kamer. |
Het handvat van den mondstuksleutel in de spangreep plaatsen, de spangreep zoover mogelijk krachtig achteruit trekken; bij herhaling van de storing, de kamer nazien, zoo noodig schoonmaken. |
f. De gasregelaar is niet geplaatst. |
Gasregelaar plaatsen. |
g. Gaskanaal of gaskanaalring zijn verstopt. |
Gasregelaar uitnemen, één schot doen en gasregelaar weder plaatsen. |
|
B. De spangreep staat ter hoogte van of even vóór de nok van de veiligheidsschuif. |
|
1e. De huls is niet uitgeworpen en bij het vooruitgaan van den afsluiter beklemd geraakt tusschen loop of hulzengat en afsluiter. |
De spangreep iets achteruit trekken, met de hulzentang de huls verwijderen en de spangreep zoover mogelijk krachtig achteruit trekken. |
a. Het slot is onvoldoende geopend door onvoldoende smering of reiniging van gasbuis, zuiger, slagpinstang, afsluiter, nokkenrad of lader. |
Deze deelen schoonmaken en licht invetten. |
| |
| |
b. Het slot is onvoldoende geopend, doordat de sluitveer te veel voorspanning heeft. |
De voorspanning van de sluitveer verminderen. |
c. Het breken van een of het beschadigen van beide haken der patroontrekkers. |
Den reserve afsluiter plaatsen of de patroontrekkers vervangen door nieuwe. |
2e. De aangevoerde patroon kan niet geheel in de kamer worden gebracht, doordat een stuk huls in de kamer is blijven zitten. |
De spangreep krachtig achteruit trekken, waarbij in den regel de patroon het stuk huls zal medenemen, zoodat dit met de patroon wordt uitgeworpen; blijft het stuk huls zitten, dan moet de trommel worden afgenomen, de hulzentrekker worden ingebracht en de spangreep krachtig achteruit worden getrokken. |
|
C. De spangreep staat achter de nok van de veiligheidsschuif. |
|
1e. Het slot is onvoldoende geopend door oorzaken: |
|
a. A. 2g., of B. 1, a. of b. |
Zie boven; wanneer deze middelen deze storing niet opheffen, moet de oorzaak worden gezocht in gebreken van de munitie, zooals lage gasdruk tengevolge van ongunstige oplegging, klemmende hulzen, enz. De gasregelaar met het groote gat in verbinding brengen met de gasbuis. |
b. De afsluiter is niet zoover achteruit gekomen, dat zijn voorvlak achter den hulsbodem kon komen, terwijl de patroon toch op haar plaats is gebracht, doordat de bak door zijn traagheid is doorgedraaid, totdat hij is gestuit door den onder- |
In den regel kan door eenvoudig achteruit trekken van de spangreep de storing worden opgeheven, gewoonlijk is het gebruik van het handvat van den mondstuksleutel hierbij noodzakelijk. Is de patroon sterk beschadigd, dan is het, tot voorkoming van andere storingen, |
| |
| |
sten stoppal. De afsluiter is met zijn bovenliggenden patroontrekker onder tegen de huls vastgeloopen en klemt dientengevolge de patroon tusschen patroongeleider en lader vast. |
wenschelijk de beschadigde patroon uit te nemen; hiertoe neemt men de trommel af en handelt men als bij het ontladen is beschreven. |
2e. De sluitveer is gebroken. |
Reserve rondsel of reserve doos aanbrengen. |
3e. De aangevoerde patroon kan niet in de kamer worden gebracht, doordat de huls in haar geheel in de kamer is blijven zitten; de haken der beide patroontrekkers zijn gebroken. |
De trommel afnemen en de spangreep zoover mogelijk krachtig achteruit trekken, de aangevoerde patroon met de hand eenige cM. achteruit brengen, de huls met den invetstok uit de kamer stooten en met de hulzentang verwijderen; scheurt hierbij de bodem van de huls af, dan van den hulzentrekker gebruik maken. Reserve afsluiter plaatsen of patroontrekkers vernieuwen. |
4e. De huls is niet uitgeworpen, de aangevoerde patroon ligt op de huls. Dit kan worden veroorzaakt door: |
Trommel afnemen, de aangevoerde patroon met behulp van de hulzentang uitnemen, daarbij het vooreinde van de niet uitgeworpen huls b.v. met den patroonlosser naar links duwen en daarna met de hulzentang de huls verwijderen, waarbij men den afsluiter langzaam naar voren laat komen. |
a. Slot onvoldoende achteruit gegaan. |
Zie onder C 1e. |
b. Bekken van de patroontrekkers gedeeltelijk afgebroken. |
Reserve afsluiter plaatsen of patroontrekkers vernieuwen. |
c. Uitwerper beschadigd of gebroken. |
Reserve uitwerper plaatsen. |
d. Een doorgeslagen slaghoedje, waarbij het metaal van het slaghoedje in het gat |
Reserve afsluiter plaatsen. |
| |
| |
van de slagpin is gedrongen. Het gat voor de slagpin te wijd of beschadigd. |
|
| |
Munitie.
a. | Scherpe patronen nr. 1.
Zijn gelijk aan de scherpe patronen nr. 1 voor geweer.
Verpakking: als de scherpe patronen nr. 1 voor geweer - ook worden deze patronen zonder houder verpakt in doozen van 12 stuks (per 21 doozen 1 van 10 stuks) -, doch zijn steeds van nieuwe hulzen voorzien. |
| |
b. | Losse patronen nr. 12.
De houten kogel is groen gekleurd.
Verpakking: doozen, beplakt met groenen band, waarop vermeld: Nr. 12 L, het volgnummer der maand, het jaartal van aanmaak en het merk der hulzen, benevens: mitrailleur M 20. |
| |
c. | Exercitiepatronen.
Zijn uiterlijk ongeveer gelijk aan scherpe patronen nr. 1; de lading is echter onschadelijk, het slaghoedje verschoten.
Ter onderscheiding is de huls van twee rondgaande groeven voorzien.
Verpakking: in doozen met strook wit papier, waarop vermeld: Exercitiepatronen voor mitr. M. 08 en 20. |
| |
| |
| |
| |
|
|