de positie van het Nederlands aan de desbetreffende
universiteit in hoge mate. De collega's in de Duitse of Engelse literatuur
merken gauw dat zij niet de enigen zijn die gastlezingen kunnen organiseren,
zij worden door de aanwezigheid van die Nederlandse of Belgische
neerlandicus of neerlandica erop attent gemaakt dat Nederland en België echt
bestaan, zelfs nu, in het heden.
3. Meer materiaal, afgestemd op het onderwijs van het Nederlands als
vreemde taal. Dit houdt in:
a. | Meer geluidscassettes over actuele onderwerpen, naar model
van de cassettes van het Instituut voor Toegepaste Taalkunde in
Groningen, maar van een minder geavanceerd niveau. |
b. | Videobanden van Nederlandstalige nieuwsuitzendingen en andere
televisieprogramma's, die geschikt zijn gemaakt voor buitenlandse (evt.
Amerikaanse) afspeelapparatuur. |
c. | Een Nederlandstalig krantje, dat afgestemd is op buitenlandse
studenten die nog weinig van België en Nederland afweten en dat
artikelen bevat op verschillende niveaus van
leesmoeilijkheid. |
4. Meer hulpmiddelen voor taalkundig onderzoek van het Nederlands.
Hier denk ik in het bijzonder aan nieuwe taalkundige corpora, op de
computerband beschikbaar, gebruik makend van een beter, genuanceerder
codeersysteem dan de corpora waarop Uit den Boogaart 1975, De Jong 1979, en
Renkema 1981 zijn gebaseerd. Geen verzameling tekstfragmenten maar liefst
gehele artikelen, gehele gesprekken, gehele literaire werken. Het zou het
empirisch taalkundig onderzoek alleen ten goede komen indien dergelijke
corpora relatief goedkoop waren. Ook zou ik willen, dat er een doeltreffend
computerprogramma ter beschikking zou worden gesteld waarmee men gegevens
uit de corpora op een efficiënte manier zou kunnen opvragen. Ik denk
bijvoorbeeld aan een ‘overdraagbare’ versie van het programma Oog op
Tekst, dat door ir. G. van der Steen is ontwikkeld (Brandt Corstius
1978: 72-75).
5. Meer empirisch detailonderzoek met betrekking tot de Nederlandse
syntaxis. Hiermee bedoel ik niet abstracte studies gebaseerd op de
zelfbedachte voorbeeldzinnetjes of de intuïties van één enkele grammaticus,
maar stevig empirisch onderzoek, met enquêtes en experimenten, waaraan
meerdere proefpersonen deelnemen en dat gebruik maakt van de statistische
methoden en technieken die in de empirische gedragswetenschappen gangbaar
zijn.
6. Meer studies over belangrijke werken in de Nederlandse
literatuur, zoals die die in de Synthese-reeks verschenen
zijn.
Ik verwacht niet dat u het zonder meer met mij eens zal zijn, wat deze lijst
betreft: er valt over het een en ander te praten. Maar als we een beroep op de
binnenlandse neerlandici mogen doen, als het überhaupt nuttig is de rol van
Sinterklaas toe te wijzen, dan moeten we onze gezamenlijke wenslijst zo
opstellen, dat we geen roe in onze klomp vinden. We hebben toch immers wel iets
lekkers verdiend?