Haerlems oudt liedt-boeck
(ca. 1640)–Anoniem Haerlems oudt liedt-boeck– Auteursrechtvrij
[pagina 54]
| |
Kooren van seven Iaer.
Koorentje van seven Iaren
Hoe geern was ick by dy”
Als ick den Ouden kouden man aensie
Hoe seer bedroef ick my.
Als ick den ouden koude man aensie
Met zijnen grijsen Baert
Soo beven alle mijn Ledekens,
Soo seer ben ick vervaert.
Als ick om hem gae peynsen
En om hem peynsen moet,
Soo rollen my mijn Tranen.
Van mijn Hooft al tot mijn Voet.
Die Tranen die dat Meysje weende
Die hebben den Ruyter wee,
Sy vielen op zijn hartje, Veel kouder dan de snee.
Zy vielen hem op zijn hertje
Veel kouder dan een Ys?
Mijn Liefjen is ter schoole geleyt,
Ter schoole van Parijs.
Schoole seydt sy schoole van Parijs
Ick wou dat ghy stont in brant,
En dat ick met mijn oversoete Lief
Sou varen na Enghelant.
Schoon lief als gy na Engelant vaert
Soo set op uwen Mast
Maer een soo bloeyend’ Rijseken,
Dat ick u kennen mach.
Met een soo bloeyend’ Rijseken
Wat soud’ ick daer mee doen?
Pluck ick van u een Bladeken
Van ’t Iaer wort ghy niet groen.
Pluck ick van u een Bladerken
Soo kleynen Bladelijn
Dan most ick het lieve langhe Iare
U eyghen by-slaep zijn.
|
|