Haerlems oudt liedt-boeck(ca. 1640)–Anoniem Haerlems oudt liedt-boeck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een Liedeken, Van Ioncker Willem uyt Vlaenderlandt. Wie wil van tornoyen, van tornoyen hooren spreken, Hoe dat men daer met schilden en met speeren soude steken Het voerdet een bode, Het voerdet een bode, De stoute Ioncker Willem uyt Vlaenderlandt. Sy seyde ioncker Willem uyt wat lant zijdy geboren? Gy draegter al uwe voeten, dats twee vergulde sporen: Een blanck Harnasch draeght ghy an, V Vader en u Moeder, V Suster en u Broeder, Was een soo schamelen Ambachts Man. Ioncker Willem wilt ghy by my blijven Twaelf Lantsheren sullen achter u rijden En daer op draeght hooghe Moedt Een Koningh en Lantsheere, Sal ick van u maken, En van alle mijn groote goet Neen seyde hy vrouken om al u rijcken En wilt ic d’alderliefste uyt vlaenderlant niet beswijcken Want het is een soo schoonen Vrouw, Zy draeght alle daghe de Lely in haer hayr En de Levry op haer Mouw. Doe Ioncker Willem op zijn Paert was gheseten, Nu hoort Ioncker Willem een woort heb ick vergeten, En steeckt uyt u rechter handt, Een vingerlinck root van Goude stack zy hem aen zijn handt, [pagina 52] [p. 52] Rijt wech, rijt wegh een spieghel in mijn hert, Een bloem uyt Vlaenderlant. Doe Ioncker Willem ter halver wegen was gekomen Alsoo droeven preaet heeft Ioncker Willem vernomen, Dat zijn soete lief was doot, Nu wille wederom keeren Tot mijn soete Lief die ’t my lest boot. Doe Ioncker Willem in Enghelant was gekomen, Alsoo droeven maere heeft Ioncker Willem vernomen, En zijn lief hadde een ander man, Waer ick my wende of keere, Ben ick niet een bedreven Man? En nu wil ick met haest wederom keren En begraven mijn alderliefste met al sijn grooter eeren, En dat mach ick wel doen met recht, Te vooren mocht ic wesen een Koninc en een Lants-heere Hey rijck Godt waer ick nu zijn knecht. Vorige Volgende