Treurige gedachten, bij den vroegen dood, van den welëerwaardigen zeergeleerden heere Johannes Henricus Hacke, hooggeächten en geliefden godsgezant, bij de gemeente van J.C. in 's Graavenhage
(1799)–Anoniem Treurige gedachten, bij den vroegen dood, van [...] Johannes Henricus Hacke [...]– Auteursrechtvrijin den ouderdom van nog geen 35 jaaren, overleden, den 26 mei 1799
[pagina 3]
| |
Treurige gedachten, bij den vroegen dood, van den waardigen en geliefden godsgezant, Johannes Henricus Hacke,
| |
[pagina 4]
| |
Die denkt, kan onze Smert, de Treurstof ligt beseffen,
Het têergevoelig hart voelt door dien slag zich treffen;
De Godvrucht bukt: maar weent; en drukt in dezen stond
De vinger op den mond.
Hoe was zijn edlen geest geciert met wetenschappen,
Geschikt, zo 't nodig was, voor hoger eeretrappen!
't Verlicht, het schrander brein had diepe denkenskracht;
Schoon't vlug en geestig dacht.
In menschenkennis, in de taal van 't hart ervaren
Kon soms zijn vlugge tong die Schilderend' verklaren;
Als of hij onze ziel een spiegel aan wou bien,
Om 't waar gelaat te zien.
Het jeugdig hart wierd trouw gewaarschouwd voor de netten,
Die zonde en wereldmin, zo ziel bedervend, zetten,
En tegen 't Duitsche licht, hoe vol vernuft 't ook scheen,
Doch bij Gods licht verdween.
| |
[pagina 5]
| |
Mijn Held! heeft, door Gods zwaard, bestrijders afgeslagen,
Die 's Heilands Godlijk hoofd, zijne eer en kroon belagen;
De waan van 't ongeloof, van trotschheid, 't geen slechts spaê,
Wil bukken voor genaê.
Gods Geest, zo mild beloofd aan Jezus Heilgezanten,
Daar zij de Kruisbanier op Sions hoogte planten;
Ons in zijn' Zwanenzang zo heerlijk afgemaald! Ga naar voetnoot(*)
Was op hem nêergedaald:
Die vloeide in hart en mond, bestierde vaak zijn woorden,
Gebruikte ze in zijn hand tot sterke liefdekoorden;
Daar 't greetigluistrend' oor, van zijn bespraakte Tong,
Die schone klanken vong.
Regt liefijk kon zijn taal Gods liefde ons doen beseffen:
Was 't nodig, 't donderwoord kon ook den zondaar treffen;
Hoe klonk zijn Boetbazuin: - Buk voor Gods slaande hand,
Getuchtigd Vaderland!
| |
[pagina 6]
| |
Ai, Hoorders! helpt mijn pen! hij kon uw' aandacht boejen,
Deed vaak een stille traan langs uwe wangen vloejen,
Als hij uw diep bederf, en uw gevaar beschreef:
En u naar Jezus dreef.
Naar Jezus! ja, die Heer wierd vreindlijk aangeprezen,
U, zondaar! wierd den weg maar 't Godlijk bloed gewezen:
Dan leefde meest zijn ziel, door 't Euängeliwoord
Toch boven al bekoord.
Dat licht bescheen zijn hart, hij deed die blijde stralen,
Tot onze troost en rust, ook van den Kansel dalen;
Hij toonde aan ons geloof dat groot getuigenis,
't Geen nimmer feilbaar is.
‘Verloren zondaar! God, schoon zalig en verheven,
Heeft, tot uw zielsrandsoen, zijn' eigen Zoon gegeeven;
Genade en Geest belooft! Ai blijft zo vèr niet staan!
Gelooft God! - Neemt het aan!
| |
[pagina 7]
| |
Godvruchte Schaar! gij voelt dien slag, dien Dood, u drukken:
Doch als uw' Vader slaat, poogt ook uw hart te bukken,
Hij was uw Herder, die u leide op 't hemelspoor,
En ging u biddend voor.
Hij legt zijn Herdersstaf, helaas! zo spoedig neder:
Maar de Opperherder blijft, Hij leid u trouw en teder;
Gedragen en beschermd, wordt ge eenmaal ook gebragt;
Daar hacke uw ziel verwacht.
ô Jonge vrienden! die de kragt van 't ijvrig preken,
Misschien op heden nog tot uw gemoed hoord spreken,
Herdenkt! bepeinst! - en hoort wat uw geweten zegt:
Van God, en van zijn' knegt.
Laat vrij een liefdetraan zijn dierbare Asch besproejen!
Dan, dat tog 's Heilands min uw jeugdig hart doe gloejen!
Was hacke zijn Gezant: Vorst Jezus is uw Heer!
Buigt, Buigt u voor hem nêer!
| |
[pagina 8]
| |
Uw treur- uw klaagtoon dringt niet in zijn hemelsche ooren,
Maar mogt uw Zaalge Vriend dààr eens de blijmaar horen:
Dat uw bekeerde Ziel de vrucht was van het woord,
Hier uit zijn' mond gehoord!
Verbeeld u! dat ge een Stoet van juichende Englenrijën
Zag steigen van deeze Aard', Om hacke te verblijën,
Hem toeriep: ‘Deze ziel, is ook uw arbeidsloon,
Uw blijdschap, en uw kroon.’
Beluister Hemeltaal! (hoe nedrig zou hij buigen,
Zijn Geest, verrukt van vreugd, Genade dank betuigen;)
‘Wat kon ik uit mij zelf! .... niet mij! maar de eer en kragt
Zij Gode en 't Lam gebragt!’
Of heeft de Godsgezant vergeefs tot u gesproken? -
Denk, eenmaal word Gods eer, 't versmaade woord, gewroken:
Dan, 'k zwijg! .... de tijdsgordijn verbergt nog voor 't gezicht,
Dat allerjongst Gericht.
| |
[pagina 9]
| |
U treft, ô Haagsche Kerk! u treft de slag alweder.
Treur Godsdienst! waarheidsmin! beschrei uw hacke teder;
Hij bouwde u met Godshulp! - Helaas een korte poos!
Gij mist hem voor altoos.
Gemeente! is 't nog geen tijd Gods wegen natespeuren?
Eerbiedig Jezus hand te midden in uw treuren;
Uw wijs regeerend Hoofd geeft lessen in zijn werk,
ô Rijkbedeelde Kerk!
Een dierbre Godsgezant, in 't bloejen zijner jaaren,
Hoe nuttig, hoe gewenscht, niet langer ons te sparen;
In deez' benaauwden tijd, word hacke van zijn' post,
Zo schielijk afgelost.
Ontijdig!..... zwijgt!..... hier zou ons oordeel zig vergissen!
‘De waarheid kan geen Zuil - de strijd geen' Held tans missen.’
Zo spreekt de mensch: maar God voert toch zijn wijs besluit,
Met Majesteit, hier uit.
| |
[pagina 10]
| |
Het hoge Godsbestuur bedekt zijn grootsche gangen.
Geen oog aanschouwd het licht daar donkre wolken hangen;
Dog klaar zien we onzen pligt in Gods Orakelblaân,
Met gulden Letters staan;
Ze is: ‘blijft in Christus hand zijn Kerk en Knegten geven;
Poogt, wat op aard' gebeurt, nabij Gods Troon te leven;
Betrouwt aan Hem uw hart, uw leven, en uw lot;
Uw heerlijk Hoofd, is God!’
Uithoogächting.
|
|