De Haagsche diligens. Zynde bevragt met de liederen die thans gezongen worden
(1829)–Anoniem De Haagsche diligens. Zynde bevragt met de liederen die thans gezongen worden.– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |
Op een aangename wys.1.
Ik ging laast om een kansje uit,
Een Meisje wy ontmoeten,
Ik presenteerde haar myn Fluit,
Wyl zy my vrien'lyk groete;
Z[y] sprak dit fraaije Instrument,
Dat zal my niet vervelen,
Ik blaasde 't reeds ik ben 't gewend, bis.
De Noten te verdelen. bis.
2.
Wy blaasden toen het spel der min,
Uit onderscheiden tonen,
Haar Amb[u]joru was naar myn zin,
Ik moest haar dus beloonen;
Ik schonk haar iets tot onderpand,
Wel zy my wist te streelen,
Zy blaasden lief zy had de trant, bis.
De noten te verdelen. bis.
3.
Vol geestdrift riep zy overluid,
Helaas! ik ben veroverd,
Gy hebt door 't streelen van uw Fluit,
Byna my gantsch betoverd;
Hoe zeer zy tegen wil en zin,
Van nyd moet zyn verbolgen,
Was zy verpligt in 't spel der min, bis.
Myn Harmonie te volgen. bis.
| |
[pagina 44]
| |
4.
Het eerste Zoontje dat zy kreeg,
Dat wierd een aardig guitje,
Als hy tot achtien jaren steeg,
Blies hy ook graag het fluitje;
Zyn Moeder sprak, myn lieve Zoon!
Gy hebt voor niets te beven.
Blaas steeds, maar observeer de toon, bis.
En wil steeds vrolyk leven. bis.
5.
Het spel had ons nu zeer bekoord,
Door Aartjes en Duëtten,
Wy volgden die maar ongestoord,
Door triöos en kwartetten;
Weldra was ons Orchest bezet,
Door brave Muzicynen,
Wy componeerden een duët; bis.
Tot voordeel voor de kleinen. bis.
6.
Hy figureerden voor 't publiek,
Ook by zyn goede vrienden,
Hy werd een meester in 't Muziek,
Men kon geen weerga vinden,
Ja, Bas, Fiool en Clarinet,
Hanteerde by dat guitje,
Hy kreeg weldra een draai duët, bis.
Ook voor zyn teder Fluitje. bis.
7.
Tot slot: gy Meisjes gaat gy uit,
Om liefde te beginnen,
Denk dan maar aan de Tooverfluit,
Dra zult gy my beminnen;
De tonen van dit Instrument,
Kunnen ieder meisje streelen,
Vooral wanneer zy zyn gewend, bis.
De Noten te verdeelen. bis.
|
|