lieke vluchteling Richard Stanihurst hoe Lipsius een bemiddelende rol speelde voor jonge auteurs die hun werk bij Plantijn wilden publiceren.
In een tweede luik staan Hubert Meeus en Antonio Dávila Pérez stil bij vertalingen van Lipsius' belangrijkste en originele filosofische werken, en leveren ze meteen ook een bewijs van diens inspirerende rol in de vroege zeventiende eeuw. Meeus bestudeert in hoofdzaak de Nederlandse vertaling van De constantia, in 1583-4 uitgegeven door Jan Moretus, terwijl Dávila Pérez zich toelegt op de Castiliaanse vertaling van de Politica (1589) door Bernardino de Mendoza, en op de correcties aangebracht door de Spaanse inquisiteurs.
Vervolgens worden enkele ‘antiquarische’ traktaten onder de loep genomen: Hugo Peeters beschrijft de Poliorcetica (1596), over tuigen door de Romeinen gebruikt bij de belegering of de verdediging van steden, en de bronnen waarvan Lipsius zich bediende voor zijn illustraties. Aan de hand van de bestaande correspondentie onderzoekt Tom Deneire de drukgeschiedenis van de Admiranda sive De magnitudine Urbis Romae (1598), terwijl Juan Ballesteros laat zien hoe dit laatste, grote antiquarische werk een synthese biedt van Lipsius' historische, filologische en politieke ideeën, vooraleer de humanist zich voornamelijk zou toeleggen op de (stoïcijnse) filosofie. Aansluitend hierbij bespreken Gilbert Tournoy en Harald Deceulaer Lipsius' aanvraag voor een algemeen koninklijk privilege voor zijn werken, waarbij aartshertog Albrecht als bemiddelaar optrad bij Filips ii van Spanje.
Dat filosofische aspect is vertegenwoordigd met een studie door Marijke Janssens van de Monita et exempla politica (1605), het praktische luik met historische: voorbeelden dat Lipsius schreef ter illustratie van zijn Politica. Aan de hand van een fragmentarisch bewaard manuscript te Leiden gaat Jan Papy na hoe Lipsius te werk ging bij het schrijven van zijn Manuductio ad stoicam philosophiam (1604), dat dienst deed als algemene inleiding bij de uitgave van de filosofische werken van Lucius Annaeus Seneca (1605), die het onderwerp vormt van de bijdrage van Mark Morford.
Dirk Sacré schreef twee korte bijdragen over publicaties die verschenen naar aanleiding van Lipsius' dood, namelijk twee edities waarin de Antwerpse kanunnik Aubertus Miraeus de laatste uren van de humanist beschrijft, en het antwoord van Johannes Woverius, oudleerling en testamentuitvoerder van Lipsius, op een brief die de Milanese kardinaal Federico Borromeo net na diens dood naar Leuven had verzonden.
In een laatste luik komen nog twee praktische aspecten aan bod. Erik Breuls onderzoekt het aanbod van Lipsius' werken op de halfjaarlijkse boekenbeurs te Frankfurt, die van groot belang was voor de internationale verspreiding van zijn werken. Kasper van Ommen ten slotte staat stil bij enkele minder bekende portretten van Lipsius bewaard in de collectie Bodel Nijenhuis van de Universiteitsbibliotheek te Leiden.