| |
| |
| |
[Nummer 4]
De inneming van Antwerpen in 1585, in een Italiaansch heldendicht bezongen.
‘Anversa conquistata’ luidt de titel van het boekje; de schrijver is Fortuniano Sanvitali delli conti di Sala. Hij draagt zijn werk op aan den Kardinaal Farnese, zoon van Alexander Farnese, den held van zijn epos; het titelvignet geeft een wapenschild met lelies, gekroond met een kardinaalshoed. Daaronder uitgever en jaar: In Parma, Appresso Erasmo Viothi. MDCIX. Dit laatste staat nog eens gelijkluidend aan het einde, met een drukkers- of uitgeversmerk, waarop een eenhoorn in een landschap. Verder heeft het boekje eenige houtsneeinitialen en een paar vignetjes. Het is gebonden in een slappen perkament-omslag met gouden fileten, en is op de snede verguld. Een prachtexemplaar dus, dat echter veel van zijne waardigheid verloren heeft door vlekken in het perkament, slijtage, en het verlies van de sluitlinten. Het boekje zelf is volkomen gaaf bewaard; het titelvignet is niet juist verfraaid door slordig kleuren; rood op den kardinaalshoed en de engeltjes die hem dragen, donkergroen op de kwasten en op de vleugels van de satyrfiguren die ter zijde het schild versieren.
Het boekje heeft op de keerzijde van den titel een volledig stel kerkelijke goedkeuringen: twee attestaties van fr. Ludovicus de Genua Lector atque Vicarius S. Officii Parmae, en f. Clemens Gerardinus de Parma Carmelita. Op grond daarvan toestemming tot den druk, van fr. Jo. Maria de Arrighis Soncin. Inq. Parm. Eindelijk het imprimatur, weer geteekend met twee namen: Franciscus Stirpus vic. Generalis, en Fulg. Lut. Auditor.
Het volgende blad brengt de opdracht, gedateerd ‘Di Parma l'Ottava di S. Pietro 1609’. Een sonnet ook tot Kardinaal Farnese gericht, volgt, en daarna eene mededeeling aan den lezer. Behalve nederigheidsbetuigingen, waaronder de oproep van een grooter dichter om deze rijke stof waardiger te behandelen, vinden we, vooral in het laatste stuk iets over den dichter en zijn werk. Hij heeft vroeger de Auuenimenti di Arianna en Caterina Martire gedicht, en wel, als ik goed lees, in ‘ottaua rima’, en nu meent hij zich te moeten verontschuldigen, dat hij nu van dezen gebruikelijken vorm afwijkt en rijmlooze verzen schrijft, waarmede hij het voorbeeld volgt van Giorgio Trissino, dichter van ‘Italia liberata’. En wat stijl betreft, heeft hij den helderen en eenvoudigen
| |
| |
stijl (dilucido) verkozen boven den hoogdravenden (magnifico). De dichter heeft een lofdicht op het geheele huis Farnese willen geven, met de verovering van Antwerpen als middelpunt van de voorstelling. In een opmerkenswaardige opgaaf van de ‘cose più notabili’ die het voorwerk besluit, vinden we dan ook verschillende episoden aangewezen, waarin Karel V, Maria echtgenoote van Alessandro, Margarita zijne moeder, Duca Ottavio et Alessandro Cardinale Farnese, Fabio Farnese, Duca Ranuccio Farnese bezongen worden. Kardinaal Odoardo vindt zijne plaats in het begin en het slot. Van Koning Filips II vinden we uitdrukkelijk vermeld ‘sua pietà nel perdonare altrui’.
De inneming van Antwerpen is echter het onderwerp, waarom alles gegroepeerd is. Vijf zangen vormen het gedicht, elk heeft een argomento in een enkelen versregel; onder elkander gezet geven ze een zeer kort overzicht van den geheelen inhoud.
1. | Ad Anversa s'accampa il Duce intorno. |
2. | Vien fatto il Ponte, e da nemici è rotto. |
3. | Al Contradico è vinto il Belga, e cede. |
4. | S'arende Anversa al vincitor Farnese. |
5. | Con ricchi doni entra in Anversa il Prence. |
De aanhef is eene navolging naar den apocryphen aanhef van de Aeneis: Ille ego qui quondam, etc. De dichter die vroeger de maagdelijke bruid van Christus heeft bezongen, gordt zich aan om de wapenfeiten van Farnese te verheerlijken en roept daartoe de hulp in van de Muse.
Quell' io, che in sacri affettuosi carmi
La Vergine cantai di Christo Sposa,
La cui salma portar gli Angeli à Sina:
A dir m'accingo del FARNESE invitto
L'armi, che conquistar la forte Anversa.
MUSA, dammi al soggetto egual lo stile.
Dan spreekt hij kardinaal Odoardo toe, en verplaatst den lezer naar de Nederlanden, Fiandra, waar Alessandro reeds zeven jaren de teugels van het bewind voert, reeds duizend slagorden der rebellen heeft vernietigd en vele steden tot gehoorzaamheid gebracht. De held is te Doornik, en heeft daar een nachtelijk visioen. Zijn grootvader Karel V staat voor hem en spreekt hem toe.
| |
| |
Conosci l'Avo tuo, son CARLO QUINTO
A la cui mortai gloria il cielo amico
Per loco dare un Mondo al Mondo aggiunse.
Hij is een bode des hemels en voorspelt hem de overwinning, ondanks den tegenstand der machten van de hel.
Và, vedi e vinci, e con le tue vittorie,
Di cui fia tromba la verace fama,
Te stesso inalza, e la real tua Prole.
Detto cosi l'Imperator s'immerse
Ne la sua nube, e 'n un con lei partio.
Daar intusschen ook een bode is aangekomen, wiens bericht de kansen niet al te ongunstig deed schijnen, deelt hij zijn aanvalsplan in den morgen aan den krijgsraad mede.
Mentre rivolgo in me l'alto pensiero
Gran tempo havuto d'acquistare Anversa,
Nuncio fedel da la cittade uscito
Frà molte cose, ond'avisommi, ei disse,
Che molti sono i diffensor: ma sono
Tutti frà lor discordi, e senza capo,
Che sia di Marte ne gli affari esperto.
Hij bespreekt verder de genomen maatregelen die geschikt schijnen om tot een goeden uitslag te leiden, en draaft dan wel heel hard vooruit, met te veronderstellen, dat na de inneming van Antwerpen Zeeland en Holland gemakkelijk zullen volgen, en Engeland zal bedreigd worden.
Come poi soggiogata Anversa fia
Con la fertile Holanda, la Zelanda
In poter nostro facilmente hauremo,
E l'armi Ispane temerà l'Inglese.
Bijval volgt, eene wapenschouwing wordt gehouden, de opmarsch begint, de verschillende troepen worden opgenoemd, en een reeks van stellingen om de stad wordt bezet.
A forza prende per istrada il Duce
D'Amore il forte, et altri forti appresso,
Giuntosi à vista de la ricca Anversa
| |
| |
In Bevereno il gran FARNESE alloggia,
Quivi pon la sua sede. A l'altre genti
In Strabuch, e in Callô le stanze assegna.
Dan neemt de veldheer de stad in oogenschouw, de trotsche stad, die zich spiegelt en baadt in den stroom, en als een gespannen boog haar trotsche muren hemelwaarts verheft, de onneembare omwalling met haar reeks van zware bolwerken.
Colà s'invia dove à le stelle inalza
(D'arco teso in sembianza) alteramente
Le grosse mura la Città superba
In riva al fiume, in cui si specchia e bagna:
Gran baloardi, e molti à lei fan cinto,
E muro inespugnabile d'intorno.
De manschappen worden met kracht aan de noodige werken gezet: verschansing, plaatsing van het geschut, strooptochten om voorraden bijeen te brengen, afsnijding van toevoer aan den vijand. Maar ook de vijand is rusteloos werkzaam, de muren worden krachtig bezet en met geschut voorzien, uitvallen verontrusten de belegeraars, dijken worden doorgestoken en land onder water gezet. Zoo wordt de strijd langen tijd onbeslist gevoerd; de geheele eerste zang is verder aan die beschrijving gewijd.
Met geweld was de stad niet te nemen. De tweede zang beschrijft de verdere belegeringswerken, de gegraven rivierarm, Parma genoemd, en de schipbrug die de Scheldeoevers verbindt en den toevoer aan de ingesloten stad afsnijdt. De dichter volgt hier weer de klassieke voorbeelden, het kanaal wordt vergeleken met het werk van Marius, die de soldaten een kanaal liet graven van de Rhône naar de zee, en voor de brug wordt de Tiberbrug in den oorlog tegen Sulla in de herinnering geroepen, en ook de Rijnbrug van Caesar. En voor hetgeen van wege den vijand geschiedt, komt een grooter apparaat te hulp; de vorst van de Hel spreekt zijne helpers toe om het volk in de groote stad aan de Schelde, dat hem zoo trouw dient, bij te springen: als die stad valt, zal zeker ook Holland en Zeeland, en ook het groote eiland in den Oceaan, waar de machten der duisternis aan de Theems heerschen, verloren gaan; het kind in de stal tusschen twee dieren geboren zal onbeperkt heerschen, en hem zal geene macht overblijven.
| |
| |
Non sol colà sarebbe il nostro culto
Negletto. e vile: ma dopo non molto,
(Ben io 'l preveggo di lontano ahi lasso)
l'Holanda, e la Zelanda, et (quel, ch'è peggio,
E di perdita ancora assai più grave)
L'Isola vasta à l'Oceano in grembo.
Là doue sù l'Tamigi un Regno abbiamo,
Fariansi fide, e tributarie, e serue
Di lui, che pur frà duo animai sù 'l fieno
Nascendo, il fien per culla, e rozi panni
Hebbe per fasce. Ed Io, io che dal Cielo
Vegno, rimarró qui d'Imperio privo?
Daarna brengt de dichter ons in de belegerde stad, waar de afnijding van den toevoer en het bericht, dat Brussel zich heeft overgegeven, een oproerige stemming heeft veroorzaakt. Hij schildert Aldegonda, die in zorgen den nacht doorwaakt, maar des morgens, met vastberaden gelaat,
Celando pur sotto contrario manto
Del periglioso irreparabil danno
Il timore, e la morte homai presente,
zijn mannen tot volhouden vermaant. Wat zou het leven zijn zonder het behoud van de reeds gewonnen vrijheid?
Ma già pensar non vó, che voi crediate,
Che danno ei sia minore ad homo sciolto
Menar in servitù spiacente i giorni,
Ch' una volta per sempre havendo scosso
Il giogo de gli Ispani (ai troppo duro)
Conservar fino à l'ultimo di vita
La bella libertate, in cui si vive
En dan schildert hij den ingenieur, ‘un novo Epeo’ die het middel beraamt om de brug te vernielen. De muze wordt opnieuw aangeroepen voor de beschrijving van de helsche schepen. De uittocht van de schepen wordt beschreven. de nuttelooze pogingen om den geheimzinnigen aanval af te weren, en de vreeselijke ontploffing. Hiervoor weet de dichter geene vergelijking te vinden.
| |
| |
Qual impeto si altier. qual sia rimbombo
Simil non só trovar: ne giù dal Cielo
Si ruuinoso, e strepitante scende
Il folgore frà noi; bombo d'Inferno
Al rimbombo d'Inferno è solo eguale.
Als door een wonder blijft de veldheer zelf ongedeerd; men schrijft dit toe aan de voorbede van een goede geest, zijn overleden echtgenoote Maria. Hem beschut het hemelsche schild, terwijl op de brug de vernieling woedt.
Mentre su 'l Ponte gran tempesta, e densa
Di sassi piove. e d'infocati globi,
Il fiume al Ciel s'inalza; in parti cento
La catena si rompe, il Ponte ed ecco
Si frange, e cade, e da trè lati appare
(Vista crudele) egli cadendo, ingorga
Il fiume, il foco ardente alluma, e strugge;
Il fumo oscura il foco: onde si fiero
Obietto si togliesse à gli occhi altrui:
Ma vano fù lo sforzo, e ogni argumento,
Che si vedeano altri dal foco à volo
Portati in aria, altri cader ne l'acque
O morti, ò semivivi, ò morienti.
Daar naderden intusschen de vijandelijke vloten, om de stad te hulp te komen, maar met wijs beleid liet de veldheer lichten aanbrengen op de gebroken brug, en van de naderende schepen kreeg men den indruk. dat ondanks de ontzettende ontploffing de brug niet gebroken was, en de vloot trok af.
Quinci indietro tornar di vano sdegno,
Di vergogna e di duol colmi, e di rabbia.
In den derden zang wordt de herstelling van de brug beschreven, waarbij een nieuwe aanval van helsche monsters zich voordoet, raven die het kappen van een bosch willen verhinderen door te dreigen met de weerwraak van een Engelsch woud, dat in den vorm van schepen onheilbrengend zal naderen.
| |
| |
Non è per rimanere invendicata
Questa gran selva, ch' usciran più legni
Da l'Isola. cui bagna il bel Taimgi
D'altri arbori figliuoli à vendicarla.
Een vurig gebed van den veldheer verdrijft de booze geesten. Nieuwe aanvallen van den vijand van buiten en binnen de stad, te land en te water volgen, maar in een hevig, uitvoerig beschreven gevecht om de ‘Contradico’ blijft de Spaansche veldheer de overwinnaar. Een laatste poging van Antwerpen uit gedaan is het monsterschip Fine di Guerra, dat zijn naam eer aandeed, maar juist in omgekeerden zin als bedoeld was. Het blijft, weer door hemelsch ingrijpen, aan den grond zitten, wordt verlaten, en valt den Spanjaarden in handen. En zoo komen we met het vierde boek tot de onderhandelingen. Een jongeling Maurizio dringt op volhouden aan, maar een bezadigd burger van aanzien Carlo, raadt tot onderhandeling en houdt krachtige lofredenen op den veldheer, op zijne moeder Margareta en zijn grootvader Karel V, die immers allen inderdaad Nederlanders waren. En nu komt Aldegonde weer op den voorgrond, al even te voren vergeleken met Hannibal, die ook, feitelijk reeds overwonnen. uiterlijk nog zijn trots en zelfvertrouwen behield. Hij gaat nu aan 't hoofd van de deputatie naar Parma om de onderwerping aan te bieden. Deze schenkt grootmoedig genade voor straf, en aan een feestmaal worden liederen voorgedragen over de goedertierenheid van zijn grootvader Karel jegens de door hem overwonnen vijanden. Ook andere historische overwinningen worden herdacht. Het vijfde boek zet de verheerlijking van den overwinnaar en zijn geslacht voort. De geschenken die hem gebracht worden, de bogen, zuilen en andere teekenen van zijn triomf die hij bij zijn intocht opgericht vindt, alle spreken ze van zijn roem. Uitvoerig is de beschrijving van den slag bij Lepanto, waarvan natuurlijk Don Jan de held is, schitterend in zijn wapenrusting als Achilles en Eneas, de godinnenzonen voor wie Vulcanus de wapenen had gesmeed.
Mirasi d'Austria il giovinetto quivi
Splender da lunge per le lucid' armi,
Tali à Vener ne feo, tali à la Dea
Teti Volcano; onde n' andaro armati
Il fiero Achille, et il pietoso Enea.
| |
| |
De andere aanvoerders krijgen ook elk hunne beschrijving, de slag, de vernietiging en de vlucht van de Turken, de triomfeerende terugkeer van de christenhelden wordt geschilderd. Ook Farnese is afgebeeld, vechtende tegen twee Turkenschepen.
Riconosce se stesso il grande Eroe,
Lume maggior de la FARNESIA prole,
A due triremi de i nemici à fronte
Vedesi far meravigliose proue
Con quella mano à le vittorie nata.
La più superba ei ne profonda in seno
Di Nettuno spumoso, e l'altra al fine
(Doppo lungo schermirsi) à lui s'arrende.
Ook de Antwerpsche reus wordt ten tooneele gebracht, en de sage van het hand-werpen wordt verteld. Op een zuil ziet men al de door Parma reeds bedwongen steden afgebeeld, Maastricht waar Fabio Farnese en zijn neef Carlo voor de goede zaak sneuvelden, den Bosch, Doornik, Breda, Lier, Iperen, Brugge, Dendermonde, Gent, Brussel, Nijmegen, Herentals. De overwinnaar bezoekt de kathedraal om voor zijne overwinning te danken, laat zich daarna voeren naar la magion Reale, waar hij zijne hooge orders geeft, en naar het kasteel, dien vijfhoekigen bouw die de stad in bedwang moest houden, en nu geslecht is, maar op zijn bevel herbouwd zal worden. Van den lof van den overwinnaar komt de dichter weer op zijn geslacht terug, op Ranuccio,
C' hor tien di Parma il giusto scettro antico
A l'Auo in pace, al Padre in guerra eguale
en op Odoardo. aan wien het gedicht gericht is.
* * *
Voor de historiefeiten zelf zal dit heldendicht wel nauwelijks iets nieuws geven, maar - afgezien van de niet onverdienstelijke behandeling van de stof, en van de vloeiende verzen - verdient het zeker de aandacht, als een bewijs van de levendige belangstelling die de gebeurtenissen in de Nederlanden daar ginds, over de Alpen, vonden.
C.P. BURGER Jr.
| |
[pagina *51-*52]
[p. *51-*52] | |
|
|