Een Aestheticus in Rusland
Aug. Vermeylen, Indrukken uit Rusland. - Brussel, De Wilde Roos, 1932.
DE rector-magnificus van de Gentsche Universiteit heeft, vóór de ernstige ziekte waarvan hij juist genezen is, een lange reis door Rusland gemaakt. Hij was daartoe niet uitgenoodigd door de regeering van dat land, hij was geen congresbezoeker, hij genoot geen enkel voordeel, profiteerde van geen enkele korting. Hij was een gewoon toerist-voor-eigenrekening, die maar één doel had: zooveel mogelijk te zien, om daarna zonder vooroordeel te wegen en te waardeeren. Dit lijkt eenvoudiger dan het in werkelijkheid is. Want men mag niet vergeten, dat Prof. Vermeylen ook partijman is, dat hij als gecoöpteerd socialistisch eerste-kamerlid onderworpen is aan een discipline. En voor een sociaaldemocraat nu schijnt het wel heel moeilijk te zijn om zonder haat en afkeer over Rusland te schrijven. Dat Vermeylen zich niet door zijn partijlidmaatschap heeft laten verblinden en dat hij ronduit van bewondering getuigt als hij bewondering gevoelt, pleit voor de kracht van zijn persoonlijkheid. Dit boekje is van a tot z een boekje van goede trouw. En in die volmaakte goede trouw zetelt dan ook de voornaamste verdienste ervan. Want overigens komt het niet uit boven een normale en dus oppervlakkige journalistiek. Er is in de drie vreemde talen, welke wij allen tot onze beschikking hebben, zóóveel over Sovjet-Rusland geschreven - en daarbij is zóóveel dat heel wat dieper gaat en heel wat meer omvat - dat Vermeylens vriendelijke bedoelingen volkomen in het niet verzinken. Iets nieuws, iets wat wij nog niet uit andere publicaties (pro of contra) ervaren hadden, brengt dit boekje ons niet. En hij, voor wie de litteratuur over dit onderwerp nog een gesloten boek is, doet beter om te beginnen met ‘L'U.R.S.S. sans
Passion’ door Marc Chadourne. Een boek, zeker even eerlijk en oprecht als dat van Vermeylen, maar dat niet zoo duidelijk met (een ietwat te zoet) optimisme gesausd is.
Het meeste hindert het ons, dat de Gentsche kunsthistoricus, blijkbaar niet gevoeld heeft hoe het leven een hel kan zijn ook al zouden de economische verhoudingen het ideaal benaderen. Hij vereenzelvigt aldoor levensgeluk met eten, kleeren, schoenen ... Maar de ware ellende van Rusland ligt niet in de materieele dingen. Die ligt in het bestaan in kudden. Het gezamentlijk eten, feesten, slapen, praten, wandelen, beteekent de absolute overwinning van het afschuwelijkste wat er op de wereld is: het korporalisme. Wat voor ieder hooger georganiseerd wezen het verblijf in een kazerne tot een marteling en het militarisme tot een voorwerp van afschuw en verachting maakt, wordt in Rusland als algemeen levensideaal gesteld. Heel Rusland is één kazerne, bewoond door een leger van soldaten, arbeiders en boeren. Organisatie, rationalisatie, ‘plan-Wirtschaft’ ... het doet er niet toe welke mooie namen men voor den duivel verzint, hij is en blijft altijd de Booze. En alle reizigers uit Rusland teruggekomen, alle berichtgevers uit Rusland zelf, voorstanders of tegenstanders der Sovjetrepubliek, zijn het er over eens, dat er in die Nieuwe Superorganisatie op fantaisie, eigenzinnigheid, dwarskopperij, spijbelen en het zingen van zotte, zinledige liedjes niet gerekend is. Vrije, eenzame mannen, die op hun nonconformisme gesteld zijn, kunnen in zoo'n maatschappij niet leven.
Prof. Vermeylen bijvoorbeeld, die zijn vrijheid boven alles lief heeft, zou het er geen jaar uithouden. Alléén zij, die afstand doen van hun menschwaardigheid; die het nobelste, het edelste van den man - zijn verlangen om alléén te zijn - prijs geven, kunnen in dat vulgaire gedrang voortbestaan. Er is dus wel degelijk reden om van een sovjethel te spreken, als men aanneemt, dat geen materieele voordeelen ooit kunnen opwegen tegen de geestelijke vernedering van het leven in een gemeenschap, welke ook. Dit vluchtig geschriftje van August Vermeylen zal in zijn verzamelde oeuvre zeker geen belangrijke plaats innemen. Men behoefde geen Vermeylen te zijn om het te kunnen schrijven; hetgeen zeggen wil, dat hij gebleven is beneden hetgeen zijn bewonderaars van hem meenden te mogen verwachten.
GERARD DE GROOT