gebracht; ook de Roman van een schaatsenrijder (1918) is het resultaat van daar opgedane ervaringen.
Zijn naam - en dat is merkwaardig voor den Vlaming - heeft Buysse gemaakt met de realistische novelle De Biezenstekker, welke in Juni 1890 in De Nieuwe Gids werd opgenomen, waarna in 1893 zijn roman Het recht van den sterkste door een Nederlandschen uitgever werd in het licht gezonden. Teekenend, dat het Kloos is geweest - naar Buysse's eigen verklaring - die De Biezenstekker plaatste en een uitgever voor dien eersten roman vond.
In 1893 stichtte Buysse met August Vermeylen, Em. de Bom en Prosper van Langendonck het Vlaamsche tijdschrift Van Nu en Straks. Was de verschijning van De Biezenstekker het sein van de herleving der Vlaamsche letteren na '80, de oprichting van Van Nu en Straks was de storm, die in het Zuiden opstak.
Buysse was een geboren verteller. Stond hij aanvankelijk - hoe kon het anders - onder den invloed van den verhaaltrant van Virginie Loveling en zette hij eigenlijk haar realistische traditie voort, later waren het invloeden van Emile Zola, Camille Lemonnier en de Maupassant, die in zijn werk te onderkennen waren.
August Vermeylen zegt er dit van: ‘Doch veel meer zou hij op Maupassant gaan gelijken, Maupassant, minder monumentaal dan Zola, maar meer kunstenaar, veelzijder bedwinger van het leven. De natuurlijke verwantschap van Buysse met Maupassant is voelbaar, niet in de keus der onderwerpen of in welke uiterlijkheden ook, maar in hetgeen ik noemen zou den geest der techniek.’
Buysse had - en dat was weer het verschil met Zola en de Maupassant - humor. ‘Niet de verzoenende stille humor, maar een humor die naar schampere bitterheid overhelt. Bij Buysse is hij de lachwekkende kant, die onafscheidbaar met het leven zelf verbonden is’, aldus dr. Sabbe.
‘Buysse heeft zoolang en zooveel en zoo innig de dingen om zich heen in zich opgenomen, dat hij nog slechts zijn hart heeft te laten spreken, en dat zijn woord en zijn toon precies déze zullen zijn, die zijn visie en zijn emotie zuiver, gaaf en eenvoudig, dus volmaakt weergeven’, schrijft Herman van Puymbrouck in zijn boek Cyriel Buysse en zijn land. En hij vervolgt:
‘De kunst om klaar, bondig, groote en kleine handelingen zich te laten ontwikkelen en verwikkelen, deze handelingen te bundelen en tot een ontknooping te leiden, menschen raak te teekenen, hun hartstochten tegen elkaar te laten aanbotsen, hun dialogen pittig weer te geven, en bovenal, boeiend te vertellen, dat is de kunst van
CYRIEL BUYSSE
Naar een houtsnede van Frans Masereel
(Ontleend aan de Kritische Bibliographie)
Cyriel Buysse. Dit is zijn grootste glorie een geboren verteller te zijn.’
Ja, dat was Buysse en Vermeylen had volkomen gelijk, toen hij schreef, dat Buysse ons het volledigste openluchtmuseum van echte Vlaamsche menschen heeft geschonken, dat er in die litteratuur bestaat.
Ook van Puymbrouck komt tot die conclusie, als hij samenvattend zegt:
‘Het werk van Cyriel Buysse treft vóór alles door de werkelijkheid zelf die het blootlegt en in die werkelijkheid door de kracht der tegenstellingen, door de reactie die het leelijke in de ziel verwekt, met de diepe deernis die er achter schuilt. Slechts zij, die den moed bezitten deze waarheid te aanschouwen, krijgen eens de macht om er zich boven te verheffen. Indien Cyriel Buysse in de eerste periode van zijn litteraire loopbaan zijn blikken voornamelijk heeft gericht op den donkeren kant van ons gemeenschappelijk en individueel leven, dan heeft hij dit gedaan ter wille van de volle werkelijkheid, die toch nevens zoo weinig licht zoovéél schaduw vertoont. Hij moest zich van zijn volk afzonderen om er naar weer te keeren. Hij moest langs den weg van zijn gevoel en zijn verbeelding het leven in zich op-