Den Gulden Winckel. Jaargang 31
(1932)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLoonsverlaging't Is deze maand maar vijf procent. Wat zal ik klagen?
Het had het dubbele kunnen zijn, of evengoed,
kon 'k tegen 't eind der volgende ontslagen
geworden zijn, zonder te weten wat ik dan beginnen moet.
Het is maar vijf procent. De kapitalen
uit welker interest de zaak ons geld betaalt
hebben dit jaar het volle pond niet kunnen halen,
nu worden wij daarom gekort voor onbepaald.
Het is niet erg. Het is maar vijf procent. Die sparen
wij wel weer uit op de genoegens van den kleinen man.
Het is zelfs goed. Op die manier vergaren
wij ons geen schatten die de mot of roest verteren kan.
Wel zegt de Schrift: gij zult 't loon niet verkleinen
van wien het toekomt. Maar dat gold voor den ouden tijd.
Vandaag-den-dag moet die bekrompenheid verdwijnen
en elk voor zich maar zien dat hij geen honger lijdt.
Wij gaan bemoedigd voort naar werkplaats en kantoren.
Want de arbeidsloosheid is een staat die afschrik wekt
althans voor ons, die niet tot hen behooren
wier buik en beurs nog stevig is gespekt.
't Betreft maar vijf procent. Wij kunnen 't beter lijden
en eerder toekomen met minder vuur en licht,
dan zij, die vredig smullen bij den nood der tijden
terwijl aan ons een misdaad wordt verricht.
|
|