Galen spreekt deze haar afkeuring uit over iedere poging door iemand, die ‘zich tracht gelijk te stellen aan God om menschelijke pijn te verlichten.’
Om dezen geleerde, die in alle opzichten zijn tijd ver vooruit is, groepeert van Loon een wonderlijk drietal vrienden: den scepticus Jean Louys Baron de la Tremouille, het volmaakte type van den Franschen edelman, die zijn dagen slijt met het berekenen van logarithmen in een kamer van den molen op het Rijzenhoofd, Bernardo Mendoza Soeyra, een van de weinige Joden, die levend uit de gevangenissen der Spaansche Inquisitie kwamen en die in opdracht van rabijn Menasseh in de Nieuwe Wereld op zoek ging naar de Tien Verloren Stammen Israëls, nimmer terug wenschte te keeren en zijn leven eindigde als een beroemd Indiaansch opperhoofd in een klein dorp der Mohikanen; als derde den Turk Selim, zoon van een grootvizier van Murad IV, den overwinnaar van Bagdad, naar het Noorden gekomen om Homerus in het Arabisch te vertalen. Een drietal geleerden typeerend voor dien tijd. Het relaas van hun afkomst werd tot een levend brok cultuurgeschiedenis, waaraan van Loon met lichte ironie een beteekenis weet te geven, die zich voortzet tot in onzen tijd. Deze drie figuren, die zich oplossen in het onbekende, Bernardo als Indiaan, Selim in een hoog ommuurd tuinhuis op zijn goed aan den Gouden Hoorn, nadat hij den inhoud van zijn harem had weggestuurd en Jean-Louys met zijn zeilboot op den Oceaan, zijn zoo sterk en levendig geteekend, dat men die drie gestalten nimmer vergeten zal, doch hen als volledig aanvaardbare producten hunner afkomst onthoudt, prototypes der eigenaardig internationaal verwikkelde beschaving dier dagen en volkomen verantwoord tegen den achtergrond van de handelsstad aan het IJ.
In zulk een omgeving, waar alle geestelijke stroomingen met elkaar in contact komen de figuur van Rembrandt te plaatsen, is meesterlijk bedacht en daar van Loon geen enkel detail van het gemeenschapsleven dier dagen veronachtzaamt, heel het leven en streven van regeerders en geestelijkheid, van kooplui en kunstenaars beheerscht, komt Rembrandt inderdaad midden in het leven te staan, op een hooger en veel algemeener plan dan de schilderende burgerhuisvader met wispelturig humeur, die de Vries van hem maakte.
Achter van Loons werk zit een veel doordringender cultuurhistorische studie en daarmede een grootere levensrijpheid, die Rembrandt als slachtoffer van zijn leed tot een heroische figuur maakt, persoonlijk, levend, sterk, gevoelig en doordacht tot in tal van ontroerende details. Van Loon schildert een wijdscher, een echter sfeer dan die men afkijkt van een collectie platen uit het Prentenkabinet of van wat Berckheyde's, en hij heft Rembrandt uit boven de sentimenteele romantiek van een tuberculeuse vrouw, een verdoemd liaison en een vernietigend faillissement. Het werd een door het leed verstilde, oerkrachtige figuur, volkomen opgaand in zijn werk, waarover hij niet kan praten, maar die, wanneer dokter Joannis voor het eerst tegenover de Nachtwacht staande geen ander woord kan vinden dan ‘Verdomme!’, uitroept ‘Nu weet ik tenminste, dat één mensch begrepen heeft, wat ik wilde uitdrukken!’ en verder zwijgt. Rembrandt theoretiseert niet. Hij heeft zijn palet. En de dokter is de begrijpende, de filosofische figuur, die echter door de miskenning bij Rembrandts onopgemerkt overlijden zoo wordt aangegrepen, dat hij bij Huijgens op Hofwijck gelogeerd om op verhaal te komen, door Spinoza ertoe gebracht wordt, hetgeen hem drukt te boek te stellen, teneinde het zoo van zich af te zetten en dan terug te gaan tot ‘de dagelijksche bezigheden des levens, want er is veel te doen, heel veel’.
Dit klinkt als een zucht van van Loon zelf, die van Rembrandts dood een ontroerend tafreel wist te maken, daar gelaten de historiciteit, evenwel van grandiose vinding. Jacob worstelende met den Heer. Een dichterlijk detail, zooals er meerdere in dit boek voorkomen, die er toe dwingen, dat men dezen Nederlandsch-Amerikaanschen auteur dieper waardeert dan alleen als speelschen spotter met zijn sarcastische, materialistische visie op de historie. Men moet voelen, dat zich in Rembrandt en dokter Joannis een intens leven weerspiegelt, dat onwetend staat tegenover het ‘groote vraagteeken’, maar deze figuren en hun omgeving noodig had om voor zich zelf tot een klaarte te komen, die nimmer volledig kan zijn. Het is de menschelijke toon, welke tot in alle onderdeelen door dit werk trilt, die dezen cultuurhistorischen roman tot een belangrijke verschijning maakt, welke voor juist begrip van onze nationale ontwikkeling meer beteekent dan veel van wat direct in eigen taal verschijnt.
R. EVENTS