Bloem in vlaanderen
Zeer geachte Redactie,
Het door u in Den Gulden Winckel van Maart gepubliceerde ingezonden stuk der uitgevers Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem over ‘Bloem in Vlaanderen’, waarin onder meer wordt gezegd dat van Bloem's bundel Media Vita in Vlaanderen slechts één exemplaar, en wel aan Georges Vriamont, werd verkocht, kan niet anders dan bij den lezer den indruk wekken dat het werk van uw landgenoot niet eens gekend was van de talrijke Vlamingen, die, op de receptie van den heer Bloem door de Vlaamsche P.E.N.-club, van hun waardeering en ook van hun bewondering voor dat werk zijn komen getuigen. Zelfs kan den indruk verwekt dat ik, die den heer Bloem verwelkomde en in het bizonder de verzen uit Media Vita zóó zeer prees - zooals de heeren Enschedé erkennen - die verzen niet eens kón kennen daar, niet waar, in Vlaanderen alleen Georges Vriamont er een exemplaar van bezit.
Laat ik den heer J.C. Bloem mogen geruststellen - want daar is het mij vooral om te doen -: hij is niet te Brussel onder een misselijk troepje huichelaars terecht gekomen! Bezit alleen Georges Vriamont een exemplaar van Media Vita, ik houd me niettemin overtuigd dat geen enkele onder de aanwezigen op de receptie van de P.E.N.-club, met Bloem's werk onbekend was. Zeker hebben al die vereerders van Bloem's poëzie niet den bundel Media Vita gelezen. Maar zouden de heeren Enschede waarlijk meenen dat de gedichten van Bloem uitsluitend in hun usines worden vervaardigd en er eerst kennis van kan worden genomen wanneer ze door hen gebundeld en uitgegeven worden? Waartoe zou het dan dienen dat verzen in tijdschriften, zelfs in bloemlezingen, worden opgenomen? Ik zelf, wanneer ik een vers van J.C. Bloem in een tijdschrift zie staan, lees het vóór alle andere lectuur ... Daarom meen ik dat het mij zelfs zou hebben volstaan te weten, welke verzen in den bundel Media Vita zijn opgenomen om over dien bundel toch meê te mogen spreken. Doch, hoe dan ook, den door Enschedé uitgegeven bundel zelf heb ik in handen gehad en het eene vers na het andere heb ik, in dit trouwens zeer mooi uitgegeven boek, geproefd, genoten, - vaak in stilte bewondering. En niet in het exemplaar van Vriamont; waaruit mag worden besloten dat er in Vlaanderen meer exemplaren van Media Vita voorhanden zijn, dan de heeren Enschedé, de uitgevers, vermoeden!
Ik erken nochtans dat, alhoewel ik meer dan een - duur betaald - boek, door Enschedé uitgegeven, bezit, Bloem's Media Vita in mijn bibliotheek ontbreekt.
Waarom? Tot een zekere mate: toeval. Laten wij de zaak echter van een meer algemeen standpunt beschouwen: Waarom zijn er niet meer exemplaren van Enschede's uitgave van Media Vita in Vlaanderen verkocht? Kort en bondig gezeid, dat ligt vooral aan den uitgever, want er worden ook dure boeken in Vlaanderen aan den man gebracht. En van den uitgever hangt dit af, veel meer dan van de waarde van den auteur, van de degelijkheid van het werk en van den hoogen prijs van de uitgave. Dat nu de door Enschedé uitgegeven bloemlezing uit Van de Woestijne in Vlaanderen niet zooveel koopers heeft gevonden als door den uitgever was verwacht - hoe kunnen de heeren Enschedé daarover verwonderd zijn? Wie in Vlaanderen bizonder belang stelt in 't werk van Van de Woestijne, koopt niet een toevallige bloemlezing uit dat werk, maar liefst... de bundels zelf, waarin het volledig werk is opgenomen. Wat heeft een niet-bibliofiel, als eenvoudige lezer, aan Enschedé's bloemlezing? Niets. Waarom zou hij ze dan koopen?
Ten slotte: waarom spreekt men zooveel van toenadering? Eenvoudig omdat die op het terrein der praktijk niet bestaat. Indien ze practisch bestond zou niemand er aan denken telkens en telkens op de noodzakelijkheid van toenadering te wijzen, zeer begrijpelijk, meen ik...
Hoogachtend,
F.V. TOUSSAINT VAN BOELAERE
Brussel, April 1932.