Alexej N. Tolstoi, Peter der Grosze. I: Moskau. - Leipzig, H. Haessel-Verlag. 1931.
Van Alex Tolstoì (de jongere, ter onderscheiding van zijn naamgenoot uit het midden der 19e eeuw) is hier wel het meest bekend zijn roman ‘Langs den lijdensweg’, indertijd als feuilleton in de N.R. Ct. verschenen. Men herinnert zich dit verhaal over den grooten oorlog en, gedeeltelijk, de revolutie van 1917, als een breedopgezette, en wel boeiende vertelling, doch waarin vooral troffen de bijna verwarrende veelheid der handelende personen, en hun tragische hulpeloosheid tegenover het leven.
En het zou bijna kunnen verwonderen, dat de schepper van dergelijke figuren zich zou aangetrokken gevoelen tot een, naar bij ons heerschende opvattingen, toch krachtige historische persoonlijkheid als Peter den Grooten, wanneer niet juist uit dezen roman bleek, dat deze Peter toch eigenlijk niet zoo resoluut was, als wij meenden.
Er mag, voor zijn keuze, nog een ander motief zijn geweest: erfrecht!
Want immers heeft, lang voor hem, Leo Tolstoì zich tot hetzelfde onderwerp aangetrokken gevoeld.
‘Welk een tijdperk voor een dichter! Waarheen men ook kijkt, alles is raadsel, en slechts de kunst van den dichter kan het oplossen! Hier ligt de gansche knoop van het Russische leven. Ik tracht te werken - en ik kan niet!’ schreef hij, door werken over Peter I omgeven.
Alex heeft het trachten tot daad opgevoerd, en uit den embryonalen toestand van het Bojaren-rijk het raadsel van Peter's persoonlijkheid los weten te maken en begrijpelijk.
Wij zien den jongen, naar de dienstvertrekken teruggedrongen zoon van Alexander Michailowitsj, door zijn halfzuster van het hof verbannen en met den dood bedreigd, opgroeien tot den argwanenden, hof en adel hatenden, in buitensporigheden heil zoekenden kindmensch, die kunst en wetenschap bewonderde omdat hij ze niet begreep, en technische kennis als het begin der beschaving beschouwde, wijl, naar zijn eigen woorden ‘het Russische volk in duizend jaren nog niet eens behoorlijk had leeren ploegen.’
Door niemand uit eigen vorstelijke omgeving gesteund, welwillend bejegend alleen door de Duitsche emigranten in de nederzetting Kukui, vereering vindend slechts bij zijn ‘Speelsoldaten’ op Preobrashenskoje, zijn verbanningsoord, ontwikkelt zich in Peter die eigenwillige lust tot vernietiging van alle traditie, welke hem tot den ‘dwang-vernieuwer’ maakte, die Rusland met geweld tot een cultuurstaat wilde bombardeeren - zonder innerlijke vorming en zedelijk fond.
Met de verve, die zijn hierboven genoemden roman evenzeer kenmerkte, schildert Alex Tolstoì ons het groeiìngsproces van dezen half-, en somtijds heel-, barbaarschen tsaar, en omringt hem met een menigte