Van eerste Levensjaren tot Volwassenheid
Eva Raedt-de Canter, Geboorte. - Amsterdam, Em. Querido's Uitg. Mij.
NA de verschijning van ‘Internaat’, de bundel schetsen, waarmede Eva Raedtde Canter in onze letterkunde debuteerde, werd met belangstelling haar volgende werk tegemoet gezien; want in dien eersten bundel kostschoolvertellingen klonk hier en daar een toon, die de opmerkzaamheid trok, de toon van een schrijfster met sterk innerlijk leven en een persoonlijke visie.
Die twee eigenschappen zijn opnieuw te vinden in haar tweede boek, dat nu is verschenen. ‘De roman van een jong leven’ is de ondertitel van ‘Geboorte’ en men heeft, mede door het feit, dat de hoofdpersoon in het boek voortdurend wordt aangeduid als ‘het kind’, gemeend, dat het werk van Eva Raedt-de Canter zou behooren tot de afdeeling: Het Kind in de Litteratuur.
Dit is niet zoo. Geen Merijntje of Jaapje of ander kinderfiguurtje wordt ons in ‘Geboorte’ beschreven; het boek geeft in acht etappes de geschiedenis van een karakter, dat van de eerste levensjaren tot de volwassenheid in wezen niet verandert. Weliswaar komt bij deze geschiedenis ook het tijdperk te pas, waarin de hoofdpersoon tot ‘de kinderen’ wordt gerekend, maar datgene, wat het essentieele van een kind is: argeloosheid, onbewustheid in goed en kwaad, in mooi en leelijk, weerloosheid als van een bloem ... blijft in dit boek geheel afwezig.
De hoofdpersoon van ‘Geboorte’, onverschillig of wij haar leeren kennen in het zesde of in het vijftiende levensjaar, is zich scherp bewust van eigen tendenzen en weet tot in details haar houding ten opzichte van het omringende te bepalen. Reeds in de eerste openbaringen van het karakter treedt een drang naar voren, die verder in het boek aanhoudend in andere verhoudingen wordt beschreven: der Wille zur Macht.
Aanvankelijk komen eigenschappen als hebzucht, lust tot kwellen tot uiting en het kind zoekt de wegen, waarop het deze lusten kan bevredigen zonder door ouderen daarin te worden verhinderd. Op prillen leeftijd leert het kind het conflict tusschen eigen instinct en heerschende moraal; het mag niet snoepen, niet martelen, niet hebzuchtig zijn. Maar zóó krachtig zijn deze instincten aanwezig, dat het kind - kennis nemend van de tegenwerking der opvoeders - zijn bevrediging weet te vinden, door de ouderen op een dwaalspoor te brengen en in het verborgene toch de eigen drift te volgen.
Bij het ouder worden bevestigt zich deze neiging en neemt den vorm aan van ‘zelfstandigheid’, een afkeer van allen die haar karakter willen vormen en tevens een reeks gedwongen concessies, waardoor het minderwaardigheidsgevoel als tegenpool van het besef der eigen kracht optreedt. Als jong meisje ontdekt zij langzamerhand een geheel nieuw strijdmiddel: de macht van sexueele aantrekkingskracht en ook dit middel buit zij uit om overwinningen op haar omgeving te behalen. In de volledigste onverschilligheid en minachting ‘geeft’ zij zich aan verschillende mannen, als hoon van de deugd, die men van haar eischt. Dan ontmoet zij ‘hem’, den man van wien zij houdt en die eindelijk maakt, dat haar ziel, na alle duisternis en verwarring, een bevrijd leven tegemoet gaat en ‘geboren’ wordt.
Eva Raedt heeft ongetwijfeld geen alledaagsch gegeven gekozen voor dit werk, en voor het schrijven ervan heeft zij een groote dosis moed noodig gehad. Doch met ‘moed’ alleen schrijft men geen kunstwerk en ‘Geboorte’ is, hoewel het als document humain merkwaardige gegevens bevat, toch voor de letterkunde niet in de eerste plaats een aanwinst te noemen. In ‘Internaat’ was sterker atmospheer; wij zien in ‘Geboorte’ geen enkelen achtergrond voor de hoofdpersoon en geen der andere figuren in het boek krijgt gestalte. De schrijfster geeft ons uitsluitend de analyse van een karakter, haar boek is verre van beeldend en ook aan de juistheid van de analyse twijfelt de lezer na de eerste hoofdstukken aanhoudend.
Die twee eerste hoofdstukken zijn de beste. Elke mensch in wording voert den strijd tusschen de kracht der eigen driften en de door de buitenwereld van hem geëischte deugden. Freud ontdekte dat het kind ‘polymorph pervers’ is en van die stelling is het beschreven kind een compleet voorbeeld.
Daarna echter gaat het mis. Want ook op ouderen leeftijd blijft deze figuur polymorph pervers; de conflicten worden zelfs niet gecompliceerder of belangwekkender. Het geheele leven bestaat voor dit ‘kind’ in een strijd om de hegemonie, een dwarse manie om zich ten opzichte van anderen te handhaven met àlle middelen. De schrijfster, wars van zoetelijkheid, huldigt eerder: Le laid, c'est le beau, en maakt het wezen van dit kind zoo afstootend en weerzinwekkend mogelijk. Dwarsheid zonder meer is echter volstrekt onbelangrijk, de drang tot vernietigen en afbreken is alleen interessant als tegenhanger van creatieve tendenzen. Waar elke scheppende of opbouwende kracht in deze figuur ontbreekt, verliezen wij de belangstelling ervoor. Ook in het karakter