Weer rijdt Hans Schulze op zijn driewieler door Berlijn. Potsdammer-Bahnhof. Daar vertrekken veel treinen. Daar staat een trein met een restauratiewagen. ‘O, Harmonika-Zug’ dichtte Valéry Larbaud. Doch de fietsjongen Schulze heeft nooit van Valéry Larbaud gehoord. Ook al heeft hij een vaag vermoeden van Hamburg en Oceaanstoomers.
Een week later rijdt Hans Schulze met 470 mark van Schickler & Co. in een rood en goudgelakte D-trein het Lehrter Bahnhof uit naar Hamburg. Zijn signalement wordt doorgegeven. Wanneer Hans Schulze nu gesnapt wordt, wacht hem onherroepelijk tuchtschool. Er bestaat geen terug meer. Hij weet dit, wanneer het geld ongenoten opraakt. Hij weet, dat hij nu moet leven, dag en nacht, op het meest harde element dat onze aarde kent: de straat.
Hans Schulze is niet alleen. Zijn geval bewijst geen bizondere aanleg tot misdadigheid. Er zijn tienduizenden Hans Schulze's in Duitschland en millioenen op de geheele wereld. In Duitschland zijn zij in dorpen, in steden en langs de onafzienbare wegen van het rijk. 's Nachts slapen zij in leegstaande schuren of schuiten. Op lompen of op afval. In den zomer in het woud of aan een berm van den weg. Zij zijn doorkneed in de meest uitgeslepen techniek van het vagebondeeren. Zij zwerven rond op valsche papieren. Zij vormen een solidair leger van de straat. Vooral staan zij hecht tegen dien eenen vijand, die hen altijd bedreigt: politie-tuchthuis. Zij weten beter dan wie ook, wat honger beteekent, maar ze houden vol. Toch zijn zij allen nog geen 21 jaar oud.
Waarom dit alles? Omdat zij allen iets meer wilden hebben, dan de omstandigheden hen schonken! Eénmaal de beklemming van een Berlijnsche binnenplaats ontvluchten! Eénmaal in een rood en goud gelakte D-trein rijden! Hebben zij daar recht op? ‘Neen,’ zegt de Staat. ‘Orde moet er zijn.’ ‘Orde moet er zijn,’ zegt Stadtrat Höllig tegen den goedwillenden reclasseeringsbeambte Leukel, die zich de zaak Schulze bizonder ter harte neemt.
Justus Ehrhardt heeft in dit boek de tragiek van den fietsjongen geschreven! Hans Schulze, dien hij heeft uitgebeeld, leeft. Hij is aan te wijzen in iederen kneip van de Münzstrasse of van de Alexanderplatz, in iederen zwerver langs de eindelooze straten van Berlijn, van het Duitsche Rijk.
Berlijn.
JACQUES GANS