Den Gulden Winckel. Jaargang 30
(1931)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
Een belangrijke poging
| |
[pagina 210]
| |
Nederland
Omslaghoutsnede voor het deeltje Nederland van J. Franken Pzn. - prentjes. Zijn werk - realistisch van opvatting, waartegen natuurlijk geen enkel bezwaar hoeft te bestaan - is zeer ongelijk en op kleine schaal, b.v. in de koptitels als die met de kerk te Veere, beter dan in de groote blokken (ook het omslagblad) waarin hij ons Dirk Nijland niet kan doen vergeten. Jan Wittenberg, bekend snijder der strakke dierenprenten in den geest van Mankes, maar ijler en minder levend, maakte een aantal zeer smaakvolle en beschaafde illustraties bij het boekje over ‘Gelderland’, dat hij ook van een alleraardigst omslag voorzag. Kantig, scherp, getuigend van technisch raffinement en ongemeen van zwart-wit beheersching en wit-in-zwart beelding, zijn tal van deze blokjes. Zoo dat met een Kasteeltuin, een paar Maaiers, een Stroopersfamilie, een Witte Hinde in een inkt-zwart bosch enz. In het uitvoerigste deel dezer serie over Nederland vond de reeds meermalen besproken illustrator J. Franken Pzn. alles van zijn gading. Al reeds zijn omslaghoutsnede, een synthese van de oude en de moderne stad - en dat op voor kinderen uiterst bevattelijke wijze! - is bijzonder goed. En verder had hij zijn motieven voor het grijpen, o.a. Onze etende voorouders; Waschgoed aan de drooglijn; Uithangteekens; St. Maarten en de bedelaar, Sinterklaas e.z.m. Het wellicht aardigste deeltje, n.l. dat over Vlaanderen, werd door een der kopstukken van de Vlaamsche ‘gravuur’, Jan Fr. Cantré, op bijzonder aantrekkelijke wijze verlucht, waarmede hij weer bewijst dat de Vlamingen sinds Breugel geboren vertellers zijn. Deze verrassende prentjes toch - knap gesneden zijn ze bovendien - zullen in hun primitieve volksche voordracht en hun verhalende, boertige, soms wat groteske vormen regelrecht tot het kinderhart spreken. Ik wijs hier op blokjes als het Mannetje in de Maan; Siepe, Sappe en Sijpe; de bedelende Muzikanten op Nieuwjaar (we beelden ze hier af); de Poesjenellenkelder te Antwerpen; het Ros Beyaard enz. Jan Fr. Cantré, broeder van den in ons land meer bekenden beeldhouwer en houtsnijder Josef Cantré, lijkt mij van al deze illustrators het meest geslaagd in het treffen van den kindertoon.
* * *
Over de technische verzorging dezer boekjes kan ik minder opgetogen zijn. Er schijnt weinig of geen overleg te zijn geweest tusschen de houtsnijders en den typograaf. De sneden hakken vrijwel steeds onbehouwen happen uit den tekst, meermalen steken ze te ver buiten den letterspiegel in de wit-marges. De plaatsing van 2 blokken op 2 een geheel vormende, opengeslagen, pagina's is zoo goed als steeds in strijd met de elementaire eischen eener goede pagina-verdeeling. De typografie zelve, is door een teveel aan zwarte lijnen en een soms hinderlijke en ongemotiveerde asymmetrie in de titelpagina's, rommelig. De druk, vooral die van de houtblokjes, is tè vet. Worden deze ‘schraal’ gedrukt dan komen alle nuances veel meer tot haaar recht. Vooral voor het schoolboek dient hieraan, vanwege de opvoedende waarde, veel meer aandacht te worden geschonken. Maar ook de sneden zelve toonen, als men enkele der ervaren illustrators uitzondert, een gemis aan aansluitend karakter bij den tekst. Men kan nu eenmaal niet elke houtsnede, en zeker niet een met veel zwart, zonder meer in elke letterpagina opnemen. In dat opzicht valt van de oude drukwerken uit den eersten bloeitijd van onze drukkunst nog heel wat te leeren. Ik denk b.v. aan het fraaie boekje ‘Passio Domini’ uit 1523 met de houtsneden van Jacob Cornelisz., of aan de in een veel primitievere stijl gehouden titelhoutsnede van het omstreeks 1510 verschenen werkje ‘Commendatieën die men voor den sieken leest’. | |
[pagina 211]
| |
Het dienend karakter van de illustratieve houtsnede is in dergelijke werkjes uitmuntend begrepen. Als geheel is deze nieuwe serie over Nederlandsche folklore, wat het illustratieve gedeelte betreft, echter een belangrijke stap op een nog vrijwel onontgonnen terrein. Mogen meerdere schatgravers spoedig volgen! Men kan zich de thans opgedane ervaringen dan tegelijk ten nutte maken.
A. VAN DER BOOM De Eekersfamilie
Houtsnede van Jan Wittenburg uit ‘Gelderland’ |
|