En als ze wel met hem sprak, zou hij ‘haar stemmen’ zonder dralen - want hij draalt nooit met zijn oordeel! - demonen noemen, ingevingen des duivels!, en haar geloof zou hij een romantisch religieus gedweep noemen. Hij heeft dezelfde grauwe harde stelligheid van die oude kerk te Domrémy. Hij heft zijn gebalde knokige hand op en zegt: hier binnen in zit mijn geloof: duivel, oordeel, verdoemenis. En hij weet niet - die vader van Jeanne! - dat hij met zijn gebalde vuist, een handlanger van de Booze is, net zoo min als Bisschop Cauchon dat wist - vermoed ik. Hun ‘waarheid’ is een werktuig uit de folterkamer, een geraffineerde pijnbank, en als zij die waarheid aanwenden, deelen zij hun leedvermaak met de duivel.
Christus staat daar vergeten bij.
Maar Jeanne d'Arc heeft ook een Moeder.
Die Moeder leert Jeanne o.a. het Onze Vader. Ook geeft zij haar een ringetje waar twee namen in gegraveerd zijn: ‘Jhesus Maria’. En ook die Moeder staat ons, bij deze enkele gegevens, helder voor de geest.
Zij was vroom, en ze zei niet veel! Ze werkte, kookte, spon, naaide en bad, en dacht er niet aan zich te verzetten tegen de barsche wil van de man en tegen zijn minachting.
En nog heden ten dage leeft die vrouw!
Zij wordt bijna niet opgemerkt. De man staat haar meestal smalend en ongeduldig te woord. Zij telt niet mee. Het doet er niet toe wat zij wil, wat zij denkt. Zij is er om te werken, om van de ochtend tot de avond ‘diensten’ te bewijzen.
Zij is de ... dienstmaagd in het huis.
Een heldin is zij - bij degene die haar opmerkt!
Van Jeanne d'Arc zelf weten wij, dat zij vóór alles naar de stem van God luisterde, en haar Ouders - zoover als in haar macht stond - gehoorzaam was.
Deze gehoorzame - leeft zij nog? Deze vrome - die voor alles naar de stem van God hoort - kent gij haar?
Gehoorzaamheid is een bloem van de liefde, van de liefde die zich buigt in eerbied.
Leeft die eerbied nog?
* * *
Graag zou ik veel - schoon ten overvloede! - van Jeanne's leven vertellen. Daar heb ik op deze plaats geen voldoende ruimte voor.
Maar wij weten ook zoo wel, dat de Wil-achter-Jeanne haar voortdrijft!
De vijand komt ook in Domrémy, en vernielt het dorp, en haar huis, haar kapelletjes en haar kerk.
De Wil stuwt Jeanne voort en zij gaat.
Zij treedt van wonder tot wonder.
Een boerenkind in een rood linnen jurkje durft met de bevelhebber van een stad te spreken! Zij wordt smadelijk afgewezen en gaat opnieuw.
Een jong meisje trekt in een zilveren harnas op een zwart ros over de groote heirweg, voert onder haar wapperend vaandel haar troepen aan en overwint wat onoverwinnelijk scheen.
‘De maagd’ gaat door ongeloof en spot en vijandschap heen, en waagt zich in het heetst van het gevecht - niet om te vechten, enkel om aan te vuren - zij ontvangt wonden en versaagt niet! Zij zegeviert, en krijgt vijanden, maar zij bevrijdt haar land.
En dan schijnt de Wil die haar drijft, af-telaten. Gespannen luistert zij naar haar stemmen. Ja, altijd-door heeft de heldin Jeanne d'Arc luisterende oogen en een luisterende ziel. Het ging bij haar voor alles om God. ‘Dieu premier servi.’
En haar moeizame triumftocht door de wereld, eindigt in een triumftocht naar God. Zij wordt gevangen genomen en verkocht, en als ... tooverheks overgeleverd aan de kerkelijke rechtbank.
En de kerkelijke rechtbank wist van humaniteit en van idealisme en van een bijzondere openbaring God's - buiten de Bijbel om - niets af, en als zij dat alles wel wist, schoof zij dit eenvoudig voor haar waarheid opzij!
‘In de naam des Heeren. Amen’, verluidt het proces, ‘elke maal wanneer het giftige etter der ketterij een lid der kerk fel aantast en hem verandert in een lid van Satan, behoort men met de uiterste zorg te waken, dat de schrikkelijke besmetting van deze verderfelijke melaatschheid niet de overige leden bereikt van het mystieke lichaam Christi.’
* * *
En de Kerk vermoordde het dappere stralende kind Jeanne d'Arc en dit ‘geestelijk lichaam’ was laf genoeg om naderhand, inplaats van schuld te bekennen voor haar misdaad, een ... sterrekranslabel als heiligverklaring aan haar bezoedelde nagedachtenis te hechten.
Vrienden, déze kerk is ook nog in leven! En in deze kerk zijn niet altijd bisschoppen en wat dies meer zij, aan het woord.
In de ‘ketter’-kerken zwaait de duivel ook nog zijn oordeel rond in naam van Christus. Nog zijn er geestelijke rechtbanken die met hun goddelooze strengheid - die Christus Jezus terzijde schuift - zielen verdelgen.
Laat ons dankbaar zijn, dat er een kinderlijke geloovigheid is, een Menschelijkheid-in-de-kerk, die de duivel terzijde schuift en zich buigt voor de liefde God's: Jezus Christus, die de wetgeleerden een ‘dweeper’ genoemd zullen hebben, en een idealist-bij-uitstek, maar die onze Zaligmaker is.
ALIE VAN WIJHE SMEDING