slotte enkele woorden, precies de juiste, noodzakelijke woorden: duidelijk en waarachtig. Hiermede was het officieel gedeelte geëindigd. Het officieuze duurde, met zang en dans, tot de eerste lichtstralen van den volgenden dag.
Het was een volkomen geslaagde avond. Er was naast de eerbied voor de groote figuur, die Van Schendel is, ook een oprechte hartelijkheid en die warme, beminnelijke jovialiteit waarvan onze zuiderbroeders het geheim hebben. Het éénige wat men betreurde was dat een tweetal aanzittenden niet op de hoogte schenen te zijn van de usances en van de toon, welke in gezelschappen van fatsoendelijke en welopgevoede menschen plegen te heerschen. Het is ons opgevallen dat nl. de bejubelde door deze onwetendheid pijnlijk getroffen werd.
Den volgenden dag nam de Fransch-Belgische P.E.N.-Club onzen Van Schendel mede naar het carnaval te Binche, een der schoonste en merkwaardigste schouwspelen van Europa.
Eerst den volgenden dag werd Van Schendel ‘vrij’ gegeven. Hij maakte eenige intieme ommegangen door de oude stad, waarbij het geleide van twee grondige kenners van Brussel's ressources, Jan van Nijlen en Jhr. E.J. van Lidth de Jeude, hem wel te stade kwam.
Deze feestweek, gansch zonder deftigheid en pedanterie, blijmoedig en oprecht, heeft Arthur van Schendel zonder twijfel veel genoegen gedaan, omdat hij de eerlijkheid en de spontaneïteit der gevoelens duidelijk herkende.
Het is bovendien een nuttige week geweest voor de intellectueele en kameraadschappelijke samenvloeiïng van Noord en Zuid en voor de verbroedering, welke wij allen wenschen en waar wij niet genoeg voor doèn.
W.G. DE BEER