aandacht over te geven aan het werk voor onze oogen.
De schuwheid, waarmede de vrouwe-figuren in Elizabeth Zernike's novellen, voorzoover zij hun een belangrijke plaats in het verhaal heeft toegekend, reageeren op het leven, schijnt ons voort te komen uit eerbied zoowel als uit een zekere innerlijke kuischheid. Uit eerbied, voorzoover deze schrijfster ons altijd weer gevoelen doet den onbekenden, onbenaamden grond, waarop ons leven rust; uit innerlijke kuischheid, waar zij er ons telkens weer bewust van maakt, dat hoe feller onze levensbegeerte omhoog laait, hoe vertroebelder en duisterder ons leven wordt.
En zeker, er schuilt ongetwijfeld ook angst in deze schuwheid, angst voor de algeheele overgave, die immer en overal het leven eischt van hen, die een poging willen wagen er de hoogten en diepten van te leeren verstaan; een angst, die soms schrijnend ópslaat uit dit werk. Maar zij is geen levensangst zonder meer. Altijd is haar bijmengsel deze eerbied en deze innerlijke kuischheid. Daarzonder zou zij hebben moeten voeren 'tot een wilde, âl-vergetende romantiek, thans leidt ze tot een gelouterd realisme.
In de boeken van Elisabeth Zernike staat geen woord te veel. Niets is er opgeofferd aan den schijn. ‘Nuchter’ mag men somtijds haar levensinzicht schelden; het is van een weldoende nuchterheid! Wij hebben niets zoo noodig in onze proza-letterkunde dan deze zakelijke, klare nuchterheid, waaruit zoo wonderlijk omhoogrankt de teêre, beschroomden bloei van een zeer kuisch vrouwe-hart.
Doch evenzeer als de schuwheid ten opzichte van het leven een pijn is, die haar tragisch stempel op het werk van deze schrijfster heeft gedrukt, zoo heeft dit ook gedaan de innerlijke kuischheid, waarmede zij tegenover het leven staat. Deze kuischeid is geen veilige, lang verworven winst, zij is de telkens herbeginnende worsteling om een eenvoudig, zuiver en ongeschonden leven. Een typisch voorbeeld van een en ander is de beste novelle uit dezen bundel: ‘De Schuldige.’ Wij gelooven, dat de schrijfster zich met dit verhaal mogelijkheden geopend heeft die in onze letterkunde nog volkomen onaangeroerd zijn. En wij hopen, dat zij op den duur verder zal kunnen gaan op dezen weg; want, hoe sterk en ompantserd zij ook staat in het overig deel van haar werk, zij zal er altijd gevaar blijven loopen te bezwijken voor de verleiding zichzelve ganschelijk verborgen te houden achter dien ‘gereeden glimlach.’ Reeds in dezen bundel, hier en daar, heeft zij ons inziens van dezen glimlach iets steriotyps gemaakt, alsof zij zich al te wel bewust geworden is van het spel, dat zij met hem speelt. Dan vallen er vale, doode, burgerlijke plekken in haar werk; de glans, die om deze eenzame levens ligt, verschrompelt en het is of dan plotseling de schuwheid zich met wreedheid krampachtig verwinnen wil.
Wreedheid jegens zichzelf vooral, maar die toch terugslaat op al de anderen, omdat zij dezen onbarmhartig tot tegen-wreedheden prikkelt. In ‘De Meerdere’ en ‘Twee Vrouwen’ komt dit sterk uit. In het bijzonder het laatste verhaal is doortrokken van een soms bijna grimmige wreedheid.
* * *
Met de novelle ‘De Schuldige’ echter heeft de schrijfster zich losgemaakt van haar onmiddellijke omgeving en de wijdheid van blik, die zij daardoor erlangde, veroorloofde haar te volharden in haar oorspronkelijke levenshouding, zooals wij die bijvoorbeeld kennen uit ‘Het goede Huis’ en ‘Kinderspel.’
Trouwens scherper en dreigender nog dan in de voor ons liggenden bundel zagen wij in haar jongsten roman ‘De Loop der Dingen’ de nadering van deze tot wreedheid omgezette schuwheid aangekondigd. En ware zij nog als een rauwe, onbeholpen aanklacht' tegen zichzelve geuit! Maar daarvoor is Elisabeth Zernike's talent te strak en te geserreerd. Een sluipmoord op de liefde, zoo zou men gansch het tweede deel van deze roman kunnen noemen. Overal worden haar valkuilen gegraven en klemmen gezet. Wat wonder, wanneer zij eindelijk aan deze wreedheid ten offer valt!
Hier ligt een niet te onderschatten gevaar voor een toekomstige verbreeding en verdieping van het werk van deze schrijfster. Zal zij ten slotte toch niet ten offer vallen aan de hoedsters van het Armoede-probleem, zal zij sterk genoeg kunnen zijn om in haar arbeid het moment der overgave aan het leven te handhaven? Zal zij ook niet terugvluchten in den droom van 's levens ontoereikendheid?
Wij meenen, dat, afgezien van de voorbarigheid, reeds thans een antwoord te willen geven op deze vraaag, er alles van afhangt, of Elisabeth Zernike erin slagen zal zich te bevrijden van den engen cirkel, waaraan zij bijna steeds haar gegevens ontleent. Met ‘De Schuldige’ heeft zij dien kring doorbroken en daarmede bewezen, dat geen beperktheid van talent haar in dien kleine leef-ruimte gevangen houdt. Gewoonte dus? Een zekere gemakzucht ? wij weten het niet. Maar vast staat, dat het gevaarlijk voor haar geworden is - en levens gevaarlijk voor een verdere ontplooiing van haar gaven -, zich te bepalen tot het oud en vertrouwd gebied harer onderwerpen.