Den Gulden Winckel. Jaargang 29
(1930)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
Ricardo Güiraldes
| |
[pagina 226]
| |
en eenvoudige schoonheid, zal Don Segundo Sombra lezen en herlezen. De teekeningen, welke de uitgave van Stols illustreeren, zijn van de hand van Alberto Güiraldes, een neef van den schrijver. De illustrator is Argentijn, en heeft in zijn simpele en klare teekeningen documenten van zijn volk gegeven, die de lectuur van het boek zullen verlevendigen. De Nederlandsche vertaling is van J. Slauerhoff en R. Schreuder.
WIJ leven in een tijd waarin het vreemde geval zich voordoet dat een historische roman actueel kan zijn en, omgekeerd, dat een roman, die in het jaar waarin wij leven, speelt, eigenlijk reeds historisch is, zoozeer zijn staten en levenswijzen in snel verval. Bijvoorbeeld: Een roman die Russisch volksleven beschrijft heeft al den weemoed van het verleden over zich; dat leven bestaat hier en daar, maar al zóó bedreigd, dat men er niet meer in gelooft. Een boek over China zooals het was door de eeuwen heen en nog is, - maar niet meer in de verheven rust van die zich het rijk wist dat eigenlijk in den hemel lag, maar een dat wanhopig poogt de bressen te stoppen in den grooten muur, die wèl de nomaden uit de steppen, maar niet de kooplieden uit het Westen tegenhield. Een boek over de laatst overgebleven Indiaansche stammen in Noord-AmerikaGa naar voetnoot*). Nog in 1862 voerden de Dakotah-Indianen een ernstigen oorlog tegen de reeds machtige U.S.A. En thans? Een paar duizenden vegeteeren in de Reservations; de overige zoeken ambten in een maatschappij die hen veracht.
*
In Zuid-Amerika ontstond een tusschenras uit Indianen en Spaansche emigranten, de Gaucho's, dat als nomaden in de uitgestrekte pampa's van een rijk, dat zelfs nu zijn grenzen nog niet goed kent, wel onbeperkte levensmogelijkheden moest hebben Wat bedreigde hun bestaan dat zich voedde met het drijven van kudden vee van de eene estancia naar de andere? Dit tenminste kon toch eeuwig duren? Neen. In Argentinië is een dichterGa naar voetnoot**), die staatsman is geworden, en, bijna zoo goed als Goethe, dichter wist te blijven: een zoon van Indiaansche ouders, opgevoed in Tucuman, een stille hoofdstad in het Noorden.. De Argentijnsche schrijver Ricardo Güiraldus
En deze constateerde, met een weemoedigen blik ik weet niet welke verdwijnende droom nastarend: Le temps héroïque des Gauchos est passé, El tiempo heroico de los gauchos he pasado. Ja, ook deze wilde steppenruiters worden gezeten, krijgen kleine rancho's; en de kudden die vroeger als onafzienbare heerscharen bij duizenden onder het geleide van een twaalftal ruiters door de pampa's rolden, gaan nu per trein en per veeboot naar modelhoeven of naar de frigirifico's, waar ze uitkomen in zóó kleine porties, dat zelfs een Europeesche gringo, die geen vleesch kan eten, er niet te veel aan heeft. *
De held van dit boek is een oude Gaucho, Don Segundo Sombra. De verteller is een verstooten bastaard, die door hem opgevoed wordt, ook tot gaucho, en tot mensch, een mensch zooals hij in de steppen is: ruw, eenvoudig, edelmoedig en door de onge- | |
[pagina 227]
| |
Een Gaucho
Illustratie uit Don Segundo Sombra, geteekend door Alberto Güiraldes raffineerde listen van een gewoon soort china (mulattin) nog in de luren gelegd. En Ricardo werd een Gaucho, bijna zoo goed als Don Segundo, bezat dertig paarden, en men had geen veedrijver liever dan hem. En hij zette de traditie der gaucho's voort, die de pampa tot vaderland hebben en de steden versmaden.
Neen het zou te mooi zijn. Ricardo wordt erkend door zijn stervende vader die bij zijn leven hem had ontkend, en wettig erfgenaam van een onmetelijk vermogen. Zoo gaat het in de boeken. Don Segundo, de gaucho met het edele hart, het verstand groot als de natuur van zijn land, dat geen letters maar wolken en verten leest, blijft nog een tijdje bij zijn pupil in wat voor hem het centrum der beschaving is: een groote geordende estancia met een steenen hoofdgebouw; maar het verveelt hem natuurlijk. En op een avond gaat hij weg. Ricardo ziet hem gaan in zijn grove poncho met zijn varkensleeren gordel om, op zijn groot paard. Op een heuvelrug staat hij even stil. De avondzon werpt een onmetelijken schaduw over de duister wordende pampa. Dan verdwijnt hij. En zoo zal eens de laatste gaucho voorgoed verdwijnen uit de pampa die hem, rechtens ruiterkunst, behoorde. En Ricardo gaat terug naar zijn estancia: geen gaucho meer, maar een rijk grondbezitter die zich dieprampzalig voelt en graag zou willen ruilen met hem die straks slaapt op zijn zadel tegen een boomstam aan. Dit einde is symbolisch voor den ommekeer die ook daar in het wilde land plaats grijpt. Straks is Argentinië een landbouw- en veeteeltland, geordend en veeluitvoerend. Le temps héroïque des Gauchos est passé.
*
Het mooie algemeen menschelijke van het boek is de verhouding tusschen den verschoppeling Ricardo, brutaal maar liefhebbend en zijn voogd Don Segundo die zich over hem ontfermt als hij weggetrapt is en ziet wat er in het schoffie zit. Dit thema is overbekend uit de Kleine Johannes en Merijntje, en het is nooit uitgeput. Maar hier, in deze wildernis, in de gevaren en ontberingen van het ruiterleven die een kind deelt met een ouden man, dapper, wijs, weemoedig, trotsch slechts op zijn armoede en vrijheid, krijgt het ongekende proporties die zijn teederheid nog verdiepen en er waarlijk een verhaal van een groote tijd voor alle tijden van maken. Want, de afmetingen van de omgeving hebben invloed op de karakters. Het zieleleven is geen autonoom gebied. Het maakt m.i. wèl de grootheid van een boek uit, dat het speelt in een wereldstad, een woestijn, de oceaan, of het poolgebied, en niet in een Hollandsch binnenhuisje, een stil stadje of een meer van Locarno of Killarney. Het eischt meer van den schrijver; het doet zijn boek onvermijdelijk mislukken als zijn gestalten in proporties achterblijven bij dezen absoluten achtergrond. En de pampa's zijn wel het grootste gebied dat men zich op aarde denken kan. Geen bergland | |
[pagina 228]
| |
haalt er bij; dat heeft tòch beperkte horizonnen, en de hoogste toppen geven door hun steilte een te zeer toegespitst isolement. De pampa's in hun oneindigheid, vaak ook golvend en steeds van kleur verschietend, hebben maar één equivalent op aarde, maar niet op de vaste: dat is de oceaan, die ook geen grenzen kent. Zoo is het dan ook geen toeval, dat er maar één boek bestaat, dat met ‘Don Segundo Sombra’ vergeleken kan worden, en dat is: ‘Moby Dick’, het epos van de walvischvangst. Evenals daarin: èn de eenzaamheid van de groote Oceaan, èn de onderdeelen van de techniek over de jacht op dit ontzaggelijkst waterwild, vormen een sterksmakende verbinding, waarvan alleen de sterken de dronkenschap kunnen beproeven. Zoo zijn in ‘Don Segundo Sombra’ de eenzaamheid van de pampa's èn de vakkundige bijzonderheden van het veehoudersbedrijf ineengesmolten. De jacht op een walvisch, en een ‘rodeo’: de beschrijving van het ongelooflijk feit dat een twintigtal ruiters zesduizend stuks wild vee uit alle hemelstreken bijeendrijven en vormen tot een kudde, een willooze massa, die gehoorzaamt aan hun wil en gedwee de richting ingaat, die hun paarden aangeven, hetzij de slachtplaats, hetzij de weide of 't moeras, staan mijns inziens gelijk. Daarnaast is de walvischjacht een misschien gevaarlijker, maar zeker niet imposanter avontuur.
*
Illustratie uit Don Segundo Sombra, geteekend door Alberto Güiraldes
Illustratie uit Don Segundo Sombra geteekend door Alberto Güiraldes
Men beweert, dat tegenwoordig zou bestaan een weerzin tegen de cultuur, een verlangen naar terugkeer tot primitieve toestanden. De roep van Rousseau: terug naar de natuur zou weer worden gehoord, met nòg meer klem dan in de 18de eeuw. Ik heb er niet veel van gemerkt. Men ziet gaarne eilanden in de Zuidzee, hooglanden van Pamir en oerwouden; maar dan in de bioscoop. De cultuurvliedenden kunnen zich beter laven aan ‘Don Segundo Sombra’. De pampa's zijn ongerept als het paradijs, ja, als het paradijs vóór Eva's komst. Want liever dan een rib vrouwengestalte te zien aannemen, hoe verleidelijk ook, heeft de gaucho, - te zeer geradbraakt door de rit op zijn zadel om erotiek te kunnen apprecieeren, - wanneer hij 's avonds zit bij het vuur, waarboven aan een ossehoorn de ketel hangt waarin het water voor de maté kookt, de rib van een rund, welks sterk smakend vleesch straks zijn eenig avondmaal zal zijn.
J. SLAUERHOFF |
|