Den Gulden Winckel. Jaargang 29
(1930)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet Nederlandsche ex-librisXVII. PopulariteitMIJN streven het bestaan van het exlibris bekend te maken en het voeren van een persoonlijk eigendomsteeken te bevorderen, duurt nu bijna vier jaren voort en wanneer men nagaat hoe het vóórdien met deze toegepaste sierkunst gesteld was en het peil daarvan thans vaststelt, zal men moeten erkennen, dat het ex-libris in vele kringen is ingeburgerd. Met voldoening maak ik de rekening op en ik acht dit zelfs een noodzakelijkheid, niet omdat de groote pers bij daarvoor geschikte gelegenheden de oorzaak van de snel gegroeide belangstelling voor het ex-libris opvallend verzweeg, maar omdat het van tijd tot tijd opnemen van het gewonnen terrein in zichzelf weer een drijfveer bergt voor verdere pogingen tot uitbreiding. Dank zij mijn streven dan schijnt het houden van een tentoonstelling van ex-libris een gewone zaak te zijn geworden in dien zin, dat zulk een expositie onontbeerlijk is in de groote reeks van expositie's, waarin de moderne kunst naast de oude aan het publiek wordt getoond. In korten tijd werden in Den Haag drie tentoonstellingen op dit gebied geopend, en wel die van oude en moderne Nederlandsche ex-libris van 21-31 October 1929 door den bekenden verzamelaar J.B.J. Kerling, voorts de exlibris-tentoonstelling in de 6de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus in November 1929, georganiseerd door de leerlingenvereeniging ‘Wij kunnen beter’, welke vereeniging onder leiding staat van den heer A.F. Mirande, leeraar in het Nederlandsch aan die school en ten slotte de tentoonstelling van 13-29 Januari 1930, georganiseerd door de Volksuniversiteit. Voorts blijkt uit de door mij samengestelde mappes, verschijnend in de serie Het Nederlandsche Ex-librisGa naar voetnoot*), waarin de ex-libris chronologisch zijn gerangschikt, dat de kunstenaars, wier werk daarin is besproken en gepubliceerd, juist de laatste jaren aanmerkelijk meer boekmerken ontwierpen dan voorheen. Dat het aantal verzamelaars groeide en nog steeds toeneemt is mij van nabij bekend. En zoo zou ik op verschillende | |||||||||
[pagina 93]
| |||||||||
Afbeelding no. 1
Afbeelding no. 2
Afbeelding no. 3
andere verschijnselen kunnen wijzen, welke mijn in het begin dezer regelen geuite bewering staven. Niet echter uit hoovaardij over het welslagen van mijn pogingen, op het terrein van deze boekversieringskunst ten goede werkzaam te zijn, vestig ik de aandacht op alle deze bijzonderheden, doch voornamelijk met het oogmerk, het verloop van de beweging vanuit de geschiedenis te volgen en te verklaren. In de 15de en 16de eeuw was het bezit van een bibliotheek een unicum. De gewone burger kon zich die weelde niet veroorloven. Dat alles is nu heel anders. Men moge van vele dingen, die vroeger majesteitelijk troonden, den val betreuren, dat alle geschriften thans onder ieders bereik zijn en ieder zich vrijelijk naar de bron kan begeven, is toch een heerlijk heil. Het ex-libris heeft in zeker opzicht met het boek hand aan hand gegaan, al bleef het steeds iets ten achter, gelijk het kleindochtertje, dat aan de hand van een nog voortvarend grootvader meetrippelt. Het is niet zoo heel lang geleden, dat men het voeren van een ex-libris als een privilegie van de voorname klasse beschouwde. Alleen voor een bekend persoon, een auteur, een geleerde was een boekmerk passend! Zoo redeneert men niet meer. Het ex-libris is er voor ons allen en wij betreuren zulk een democratie, zulk een nivelleering in déze zaken nu eens niet! De kunst is door deze houding gebaat! Het pleit wel bijzonder voor het eigenaardige van het boekmerk, dat juist tal van intellectueel, van academisch gevormden zich wijden aan het verzamelen van die intiem-aansprekende prentjes. Toen ik voor het eerst met deze kunst-voortbrengselen kennis maakte, ging er voor mij een magische bekoring van uit en het treft mij vaak, dat die charme thans nog even sterk is als in de dagen van die eerste liefde. Nog een belangrijke gebeurtenis zij hier in herinnering gebracht. Tot voor korten tijd bezat de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage op het gebied van ex-libris slechts een beperkt aantal geschriften. In October 1929 heeft deze onvolprezen instelling de groote verzameling ex-libris, bijeengebracht door den op 25 Juli 1926 overleden collectionneur Jean François Verster, aangekocht, benevens de daarbij behoorende bibliotheek over ex-libris. Daardoor zijn tal van boeken en tijdschriften eigendom van de Koninklijke Bibliotheek geworden, waarvan ze nog geen exemplaar bezat. In Februari 1930 heeft de K.B. wederom twee belangrijke verzamelingen aangekocht en wel de collectie Denecke (Dresden) en de collectie Busse-Palma (Leipzig). De verzameling ex-libris van de Koninklijke Bibliotheek is daardoor een der grootste en belangrijkste ter wereld geworden. Is het niet opmerkelijk, dat het Rijk tot deze | |||||||||
[pagina 94]
| |||||||||
Afbeelding no. 4
Afbeelding no. 5
daad, waarover wij ons bijzonder verheugen, overging?
* * *
Tot de teekenaars van ex-libris, die steeds onze groote aandacht hebben, behoort Otto Verhagen, over wiens werk ik reeds meermalen schreef, o.a. in mijn boek De Nederlandsche Exlibris-kunstGa naar voetnoot*). Zijn teekeningen hebben een fijne gestalte, zijn buitengewoon verzorgd en als het ware voorbestemd voor speciale boekerijen, b.v. over muziek. De hierbij afgedrukte ex-libris, Verhagens jongste producten, geven een treffend beeld van zijn praestaties. In het ex-libris voor den geneesheer F.A. Schaly (afbeelding 1) gaf hij de volgende voorstelling: een basilisk, zijnde een kruising tusschen slang (warmte) en vogel (water), symbool der oude Egyptenaren voor de koortsende ziekten, welke de bevolking teisterden bij het stijgen van het Nijlwater in warme perioden, welk liefelijk gedierte wordt gedood door een secretaris-vogel, bekend slangendooder. Een mooi decoratief-sterk stuk, waarin de letters harmonieus zijn opgenomen. Bij de fijnzinnigheid van de teekening treft de kracht, waarmee het onderwerp is uitgevoerd. Men lette bijvoorbeeld op den greep der pooten om het slangelijf! Van gelijksoortige hoedanigheid is het ex-libris, dat Otto Verhagen teekende voor zijn 7-jarig dochtertje Elise Cateline (afbeelding 2). Door haar veerkrachtig élan, gesymboliseerd in den sprong van den reebok, komt zij lichter over des levens doornen heen en mede daardoor ziet zij de bloemen des levens dichter onder haar bereik. Voor zijn 10-jarig zoontje teekende de heer Verhagen een boekmerk, dat van de beide vorige in impressionistisch opzicht afwijkt (afbeelding 3). Het doet eenigszins denken aan een sprookje. De jonge Otto is bouwer van luchtkasteelen, fantastisch aangelegd en in gedachten steeds met iets bezig. Hij is een liefhebber van bloemen en planten en van muziek. Op zijn enthousiasme voor muziek is gezinspeeld door een zingend-stijgende leeuwerik, die het op bescheiden wijze weergeeft. Het ex-libris voor den heer J. Alma, een militair, is geïnspireerd op het citaat uit een gedichtje van Gezelle (afbeelding 4). Ten slotte is er het geestige stuk voor een jong vrouwelijk jurist, die veel belang stelt in het instituut der kinder-rechters (afbeelding 5). Dit was voor den ontwerper aanleiding het begrip rechtspraak in het algemeen en dat van de kinderrechtspraak in het bijzonder weer te geven door een trotsche, ietwat sikkeneurig doende uil, met vervaarlijke machtsmiddelen bedeeld, tegenover een oolijk, verschrikt-zwak muisje, ten overvloede zwaar geketend. Al deze ex-libris doen zien, dat de ontwerper een knap teekenaar is, maar niet alleen knap in het geraffineerd-fijne van de kunst, hij weet ook sfeer te wekken. En hij is ongeloofelijk krachtig van uitdrukking bij alle subtiliteit, welke ons tel- | |||||||||
[pagina 95]
| |||||||||
Henri Borel en K.J.L. Alberbingk Thijm bezoeken Fred. van Eeden op zijn 70en verjaardag.
(foto N.R.Ct.). kens weer treft. Ja, dit is bij Otto Verhagen wel opvallend-aangenaam: zijn zin voor teedere verbeelding en daarbij zijn verrassend vermogen om de kracht van zijn onderwerp ten volle tot haar recht te laten komen. De werkelijkheid vinden wij bij hem altijd weer terug. Biografische mededeelingen: Otto Verhagen is op 19 Augustus 1885 te Drumpt (gem. Waddenoyen) geboren. Op de H.B.S. ontving hij eenige nuttige wenken en daarbuiten van den schilder J.H. Weyns, destijds leeraar aan een H.B.S. te Rotterdam, later kunstschilder te Bilthoven. Zijn kunstpraestaties zijn de vrucht van natuurlijken aanleg en ijverige oefening. Op jeugdigen leeftijd boeide hem zeer Aubrey Beardsley, later Karel de Nerée tot Babberich. Uit dien tijd dateeren een reeks onuitgegeven, zeer verfijnde illustraties naar werken van Couperus (Psyche), Oscar Wilde (The picture of Dorian Gray) en bij gedichten van Verlaine en Baudelaire. Daarnevens kwam tot sterker ontwikkeling zijn gave voor portret-krabbels en karikatuurteekenen. Allengs richtte hij zijn aandacht voor het illustratieve meer tot het werkelijke leven, de natuur. Sterke voorliefde voor het decoratieve bleef hem steeds bij. Dit blijkt uit zijn ex-libris en o.m. uit zijn illustraties bij een fragment van Couperus in ‘de Groene’ (Kerstnummer 1922).
JOHAN SCHWENCKE
|
|