Kroniek der Vertalingen
Historie en Fantasie
Dmitri Merejkowski, De Antichrist. Vertaald door J.C. van Wageningen. - Utrecht, W. de Haan, uitgever. Stefan Zweig, Brandend Geheim. Vertaald door Mien Labberton. - Zeist, J. Ploegsma.
NA de lectuur van dit boek heb ik mij de vraag gesteld, welke de bedoelingen kunnen zijn van den geschiedkundigen roman. De ontknooping van het verhaal, die uit de geschiedenis gekend is, kan immers niet van overwegend belang zijn en ik zie maar twee middelen waarmee de schrijver van geschiedkundige romans zijn boeken belangwekkend kan maken.
Het eerste is van psychologischen aard en bestaat in het aangeven van de bijzondere zielsgesteldheid der behandelde figuren, om op die manier de gekende ontknooping te verklaren of toe te lichten.
Het tweede middel is zuiver picturaal en beoogt de eigenaardige tijds- en plaatsomstandigheden aan te geven, waarin de romanfiguren zich hebben bewogen tijdens hun leven.
Dat de beste historische romans tevens picturaal en psychologisch boeiend zijn, staat vast. Maar die dubbele voorwaarde is het juist, die het schrijven van een geslaagden historischen roman zoo moeilijk maakt. De schrijver is immers grootendeels gebonden door de omstandigheden en de figuren, waarmee hij zijn fantasie niet vrijelijk kon laten begaan, wil hij den schijn van waarachtigheid van zijn verhaal niet bij voorbaat bederven.
Maar men kan ook een belangwekkende brok geschiedenis behandelen, met merkwaardige figuren die in merkwaardige omstandigheden hebben geleefd, zonder daarom een goeden roman te bekomen. Want voor een goeden roman wordt verondersteld een beredeneerden bouw, met evenredigheid in de onderdeelen, die alle hun eigen rol hebben te spelen en moeten kunnen verantwoord worden.
Het boek van Merejkowski, dat vier honderd groote bladzijden beslaat, is merkwaardig als kroniek over de toestanden in Rusland ten tijde van Peter den Groote. Hoewel een eigenlijke kroniek toch vollediger hoeft te zijn en een beeld zou dienen te geven van de toestanden op elk gebied: sociaal, politiek en godsdienstig.
In De Antichrist is vooral werk gemaakt van den tsaar en den tsjarewitsj, uit wier leven een groot aantal treffende bijzonderheden werden opgediept. De aangebrachte feiten doen dan ook steeds zeer echt aan.
Maar anders is het gesteld met de psychologische structuur van de figuren, als er hier van psychologische structuur sprake kan zijn. Elk moment dat behandeld wordt, treft en boeit en wekt den indruk op zichzelf juist te zijn; doch de verschillende momenten groeien niet aaneen tot een organisch geheel, waaraan niet valt te tornen. In dit boek zijn de figuren zoo los ineen gestoken, dat men dwars door de voegen kan heenzien. Zij geven soms den indruk van een beeld waarvan men niet gansch zeker is dat de armen bij den romp en den romp bij de beenen behooren.
Die tsjarewitsj b.v. is toch wat al te laks. Wij begrijpen den drang van zijn kinderlijke aanhankelijkheid, die smacht naar wederliefde bij zijn vader. Maar als die verzuchting werkelijk zoo hunkerend is, hoe komt het dan dat hij absoluut niets kon doen om de genegenheid van zijn vader te verdienen? Waarom doet hij niets om zijn vader tegemoet te komen? Is hij dan werkelijk zoo een lammeling? Dat zou de verantwoordelijkheid van den tsaar in deze treurige geschiedenis fel verminderen. Ook die van den tsjarewitsj, natuurlijk. Maar naarmate de verantwoordelijkheden worden beperkt, knot men ook de merkwaardigheid van het conflict af.
Er is geen goeden wil geweest, noch aan den eenen kant, noch aan den anderen. Daarom grijpt het drama, dat zich tusschen tsaar en tsjarewitsj afspeelt ons niet aan, zooals het dat had moeten doen. Men begrijpt niet goed, waarom dat allemaal zoo moest gebeuren. Er is een tekort aan noodzakelijkheid in dat alles, gemis aan een minimum van logika. In het leven gebeurt ook niet alles volgens de regels van de logika en de wetten der stricte noodzakelijkheid; maar in een roman wil men dat hebben, omdat men in het verhaal niet al de controlemiddelen vindt, in verband met de echtheid en de waarachtigheid, die het leven wel biedt. De bewogen momenten in het gemoedsleven van de beide hoofdpersonen uit dezen roman, doen voortdurend denken aan epileptische toevallen. De epilepsie speelt weliswaar een belangrijke rol in de Russische literatuur, maar zij kan niet alles vervangen. Zij mag de verantwoordelijkheid der personages niet opheffen. Dostojewski verwerkt de epilepsie in talrijke van zijn romans, maar bij hem vergroot zij eer de figuren, terwijl zij ze hier verkleint.
Is aldus veel verloren gegaan van de spanning, die met het conflict tusschen vader en zoon kon